Wie krijgt parodontitis op zijn bord?

Het antwoord is simpel: alle zorgverleners in de tandheelkunde. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon over het ontstaan en verloop van parodontitis en het onderzoek ervan.

Voor iedere mondzorgprofessional is een taak weggelegd op dit gebied. Toch zijn er nog steeds praktijken waarbij de diagnostiek van parodontale problemen niet goed wordt uitgevoerd. Maar de patiënt accepteert dat niet langer als hij weet dat problemen voorkomen hadden kunnen worden bij tijdige ontdekking. Verslag van de lezing van parodontoloog Leo Kroon tijdens het congres Paro Keukengeheimen.

Diagnostiek
Het is belangrijk om de diagnostiek van parodontale problemen simpel te houden en die uit te voeren tijdens een normale gebitscontrole. Een DPSI-score voldoet: het werkt snel en goed. Per sextant wordt steeds het grootste probleem gescoord waardoor een grote tijdwinst ontstaat. Een nadeel is wel dat de DPSI slechts een globale indruk geeft van de ernst en omvang van de eventuele problemen.

De DPSI sonde is hét instrument bij uitstek voor de DPSI score: de indeling van deze sonde geeft namelijk precies de DPSI-score aan. De kern van de DPSI-score is het scoren van bloeding na sonderen en het beoordelen van de pocketdiepte. Op basis van de hoogste DPSI-score voor alle sextantenten wordt de patiёnt ingedeeld in de categorieёn A, B of C.

Wie doet wat?
Het volgen van het paroprotocol is het belangrijkste:

Score

 

Score A betekent preventie: instructie mondhygiёne geven en tandplaque en tandsteen verwijderen. Dit zou ieder hiervoor opgeleid teamlid kunnen doen.
Score B en C betekenen dat er een uitgebreid parodontaal onderzoek geïndiceerd is. Voor beide groepen is het behandeltraject gelijk. Bij uitgebreid parodontaal onderzoek moeten in ieder geval de volgende gegevens genoteerd worden:

  • Recessies
  • Mobiliteit
  • Pocketdieptes
  • Bloeding
  • Furcaties

Röntgenfoto’s
Aanvullend kunnen er röntgenfoto’s worden gemaakt om het botverlies, furcaties en andere tandheelkundige problemen te beoordelen. Zonder die informatie is het meestal niet mogelijk om een adequaat behandelplan te maken. Aanvullend kan een bacteriologisch onderzoek bij jongere patiënten met parodontitis of bij patiёnten met ernstige parodontitis worden gedaan.

Behandelplan
Als de ernst van de situatie is vastgesteld kan er een behandelplan opgesteld worden. Belangrijk hierbij is dat de kennis voor het maken van een behandelplan goed en adequaat is. Verlies nooit uit het oog dat er diverse vormen van parodontitis en gingivitis zijn.

Bepaal wie bij u in de praktijk het parodontologische onderzoek en de behandeling doet. Hij of zij zal het echt goed moeten kunnen. Dit voorkomt dat patiënten ontevreden raken en zo krijgt en behoudt u tevreden patiënten.

Genetische oorzaken
Genetische risicofactoren kunnen, naast de typen bacteriën in de mond, een belangrijke rol spelen bij parodontitis. U kunt er als behandelaar niets mee in de behandeling maar het vaststellen van deze risicofactoren kan wel een verklaring opleveren voor een teleurstellend behandelresultaat. Dat kan de patiёnt soms verzoenen met een beperkt behandelresultaat.

Samenstelling van de plaqueflora
Sterk paropathogene bacteriën kunnen de aanleiding vormen voor ernstige parodontitis doordat het afweersysteem ze niet aankan. Hier kunt u wel wat aan doen. Een bacteriologisch onderzoek om vast te stellen welke bacteriёn in de tandplaque aanwezig zijn en op basis daarvan eventueel een antibioticakuur om de behandeling te ondersteunen, kunnen een oplossing bieden. Ook ziektes – bijvoorbeeld diabetes – kunnen parodontitis veroorzaken.

Lifestyle factoren
Veel lifestyle factoren kunnen effect hebben op de ernst van parodontitis. Daarbij kun je denken aan diabetes, roken en stress. Daarbij gaan roken en stress vaak samen! Daarnaast kunnen ook bruxisme, obesitas of vitaminetekorten een rol spelen. Vertel de patiёnt daarom dat de leefwijze invloed heeft op de mond.

Wees u dus bewust van deze risicofactoren als u een behandelplan opstelt. ‘En zorg altijd aan een goede dossiervorming’, sloot Kroon af.


Leo Kroon studeerde tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1977 tot en met 1988 was hij werkzaam als tandarts algemeen practicus in een groepspraktijk in Amsterdam waar hij de algemene tandheelkunde en parodontologie uitvoerde. Hij volgde van 1978 tot en met 1982 de opleiding tot parodontoloog aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 1982 was Leo betrokken bij de oprichting van de afdeling parodontologie van de Militair Tandheelkundige Dienst in Utrecht waarvan hij vervolgens vele jaren hoofd was. In 1986 startte hij de Parodontologie Praktijk Alphen aan den Rijn die in 1992 fuseerde met de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam (KvPA). In 1988 werd hij door het consilium parodontologicum van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) erkend als parodontoloog (NVvP). In de periode van 1990 tot 1997 werkte Leo als parodontoloog in de Kliniek voor Parodontologie Alkmaar en sinds 1992 is hij werkzaam in de KvPA als parodontoloog en als begeleider van parodontologen en mondhygiёnisten in opleiding. Sinds 1981 geeft hij lezingen op nationale en internationale congressen, symposia, workshops en cursussen.

Door:
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna en Bertine van Roy voor dental INFO van het congres Paro Keukengeheimen van Dental Best Practice

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Wat is je functie?

Lees meer over: Parodontologie