Keramische materialen: gemotiveerd kiezen
Welke keramische materialen kunt u het beste gebruiken? Verslag van de presentatie van prof. dr. M. Cune en dr. M. Gresnigt tijdens de klinische avond in het UMC in Groningen op 15 maart.
Presentatie: Prof. dr. M. Cune
Prof. dr. M. Cune begon de avond met een presentatie over keramische materialen waarbij vooral werd ingegaan op zirconia keramiek.
Overzicht vol keramiek
- Zirconia met opegbakken porselein (Lava, Everest)
- Lithium discilicaat (IPS emax Press)
- Materiaal schijnt door, liever niet op donkere stomp gebruiken.
- Er kan een keuze gemaakt worden om de gehele kroon van dit materiaal te laten maken of om alleen de kap te laten bestaan uit lithium discilicaat.
- Veldspaatporselein
- Dit materiaal is geschikt als men beperkt invasief wil werken, 1,5 mm afname is al genoeg. – Dit porselein is bijvoorbeeld geschikt voor hoekopbouw. Een voordeel is dat het keramiek licht doorlaat, ook onder het tandvlees, waardoor het vriendelijker oogt.
Zirconia
Zirconia is het meest gangbare keramische materiaal momenteel. Het wordt zowel gebruikt als indirect restauratie-materiaal als voor abutments. Prof. dr. M. Cune ging door op de volgende onderwerpen wat betreft Zirconia.
1. Mechanisch: Hoe sterk is het?
Zirconia lijkt qua eigenschappen (buigsterkte, elasticiteitsmodus, thermische expansie, dichtheid) op dat van gehard staal.
Om het materiaal zo sterk te krijgen moet het de volgende opeenvolgende fases ondergaan: isostatisch persen (200Mpa), sinteren (850 graden Celcius), fraisen, sinteren (1350 graden Celcius). Tijdens het sinteren treedt exact 20% (gelijkmatige) krimp op. Hierdoor kan de kroon 20% te groot gemoduleerd worden en is de kroon exact reproduceerbaar.
Tijdens het verwarmen van zirconia, verandert ook de fase waarin zirconia zich bevindt. Het materiaal is bij kamertemperatuur in de mono-klinische fase. Door de temperatuur van het materiaal te verhogen, komt het materiaal in de tetragonale fase. Bij nog meer temperatuursverhoging komt het materiaal in de kubische fase. In deze laatste fase is het materiaal op zijn sterkst. Echter zal het materiaal uit elkaar spatten indien de temperatuur weer wordt verlaagd. Om deze reden wordt er een stabilisator toegevoegd aan zirconia: yttriumoxide. Deze stabilisator zorgt ervoor dat Zirconia in de tetragonale fase blijft bij kamertemperatuur.
Zirconia heeft ook nadelen. Bij een temperatuur van 220 graden celcius kan het vocht opnemen. Daarom is het af te raden om bijvoorbeeld zirconia-abutments te steriliseren. Daarnaast wordt het materiaal zwakker als het bewerkt wordt. Wat precies de oorzaak hiervan is, is niet bekend. Vermoedelijk heeft het iets te maken met de warmte die bij het bewerken ontstaat. Ook de slijtage is een nadeel. Dit geldt vooral bij zirconia-abutments. Het is bekend dat er meer slijtgage optreedt aan de implantaten dan bij titanium abutments.
Ondanks deze nadelen kan er gesteld worden dat Zirconia voldoende sterk is.
2. Biologisch: Is het wel gezond?
Er is onderzoek gedaan naar de cytototxiciteit, carcinogeniteit en mutageniteit. Deze blijken alledrie goed te zijn bij zirconia. Ook zijn er geen histologische verschillen te vinden tussen titanium en zirconia in de weke delen.
3. Esthetiek/functie: Is het mooier/beter dan ik dacht?
Bij een onderzoek met titanium en zirconia abutments bleek het volgende: bij dun tandvlees (<2mm) schijnt een titanium abutment door. Indien er dus sprake is van een dunne mucosa of een recessiegevoelige gingiva, dan kan beter gekozen worden voor zirconia. Er zijn nog geen vijfjaars resultaten bekend over zirconia kronen. Hier kan dus nog geen uitspraak over gedaan worden.
Presentatie dr. M. Gresnigt
Vervolgens heeft dr. M. Gresnigt zijn lezing gehouden over het adhesief cementeren van porseleinen partiele restauraties. Hieruit kwam naar voren dat men het beste zo minimaal invasief mogelijk kan werken. Dit betekent dat er eerder gekozen moet worden voor een partiële omslijping in plaats van een volledige omslijping. Hoe meer glazuur er behouden blijft, hoe beter de adhesie. Bovendien worden endodontische problemen hierdoor beter voorkomen.
Dr. M. Gresnigt vertelde dat sterkte van glaskeramieken niet alleen afhankelijk is van het restauratiemateriaal maar ook afhankelijk is van het cementatie proces. Het is belangrijk dat er gebruik wordt gemaakt van een adhesief cement.
Hierbij moet het porselein op de volgende manier bewerkt worden:
- Etsen met Hydrofluoridezuur (tijd is afhankelijk van soort porselein).
- 30 seconden spoelen met water.
- Debris verwijderen d.m.v. ultrasone reiniging in een trilbad met gedestilleerd water.
- Drogen.
- Silaan (monobond plus, Ivoclar Vivadent) aanbrengen en 1 minuut laten intrekken. Silaan kan worden gezien als een koppeling tussen twee verschillende oppervlaktes, de ene kant het porselein en de andere de bonding.
- Het aanbrengen van het adhesief en cement.
Hierna werd er door dr. M. Gresnigt ingegaan op de betreffende behandeling in het anteriore gebied en het posteriore gebied.
Anterior
Bij het gebruik van porselein in het anteriore gebied, is het belangrijk dat er gebruik wordt gemaakt van een wax-up om vervolgens een mock-up te maken van composiet of protemp. Op die manier kan de patiënt namelijk wennen aan de nieuwe situatie. Ook zijn er nog veranderingen mogelijk. Dit is om teleurstelling bij de patiënt achteraf te voorkomen.
Posterior
Bij het vervaardigen van porseleinen restauraties in het posteriore gebied waarbij veel dentine bloot ligt, is een Immediate Dentine Sealing (IDS) aan te raden. Dit betekent dat vóór het nemen van de afdruk al een sealing wordt aangebracht op het dentine (ets, prime, bonding). Voor het plaatsen van de porseleinen restauratie, wordt de IDS-laag voorbehandeld met behulp van een silica-coating (Cojet, 3M ESPE). Wanneer er gebruik wordt gemaakt van IDS dan is er sprake van een significantie lagere post-operatieve gevoeligheid. Daarnaast is er een betere hechting aan dentine.
Bekijk fotos van behandelingen op de website van dr. Gresnigt
Bron: Klinische avond georganiseerd door de Stichting PAOT-NN in samenwerking met het UMCG Wenckebach Instituut.
Prof. dr. M. Cune is hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder in de Restauratieve en Reconstructieve Tandheelkunde, aan het UMC Groningen en is daar werkzaam binnen het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Daarnaast is hij actief op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde in het St. Antonius ziekenhuis in Nieuwegein.
Dr. M. Gresnigt is werkzaam als klinisch docent en onderzoeker in de reconstructieve en esthetische tandheelkunde bij het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen. Daarnaast werkt hij in de algemene praktijk, waar hij zich met name richt op de orthodontie, esthetische en reconstructieve tandheelkunde.