amalgaamvulling

Europees parlement stemt voor verbod amalgaamvulling per juli 2018

Afgelopen dinsdag steunde een ruime meerderheid van het Europees Parlement een nieuwe wet voor een verbod op amalgaamvullingen bij kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven.

Compleet verbod

Dankzij een ruime meerderheid zal de wet zal per 1 juli 2018 ingaan. Het gebruik van amalgaamvullingen zal dan volledig verboden worden bij kinderen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven. Eerder werd er door het Europees Parlement al een voorstel neergelegd om per 2022 het gebruik van amalgaam volledig te verbieden. Dit bleek echter niet haalbaar en zal naar verwachting worden doorgeschoven naar 2030.

Beperking import

Momenteel wordt er door veel tandartsen in landen in de EU, zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk, al zeer voorzichtig omgegaan met het gebruik van amalgaamvullingen. In totaal gaat er maar een kwart van de jaarlijkse 75 ton gebruikte kwik in de EU naar de tandheelkunde.

De nieuwe wetgeving zal zorgen voor een toenemende beperking van de import wat veel positieve gevolgen heeft voor de gezondheid en het milieu. Bask Eickhout van Groenlinks noemde het verbod dan ook een grote overwinning voor de volksgezondheid en het milieu.

Bron:
Skipr, ANP

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
composiet restauratie

Redenen voor composiet mislukking posterieure zone veranderd

Is de succesratio van directe composiet restauraties bij de molaren in het laatste decennium verhoogd of verlaagd? Negin Alvanforoush, PhD student aan de Melbourne Dental School aan de University of Melbourne, en zijn team onderzochten deze vraag met een literature review in de Australian Dental Journal.

“Vanaf het moment dat composieten werden geïntroduceerd is de uitdaging gaande om hun klinische prestaties zo goed mogelijk te maken, met name voor de molaren. Vele verschillende composieten zijn al langsgekomen, maar over de klinische effectiviteit van de achterste composieten wordt door velen nog steeds getwijfeld”

Esthetisch voordelen
Directe composietrestauraties worden steeds populairder, aangezien deze een superieure esthetiek met zich meebrengen en patiënten meestal niet enthousiast worden van het idee om het amalgaam in de mond te vervangen.

Onderzoek
Echter, er heeft nog nooit een systemische literature review plaatsgevonden waarin de klinische prestaties van composietrestauraties in de posterieure zone werden geëvalueerd. De Australische onderzoekers deden dit wel en vonden 70 artikelen die van toepassing waren op dit onderwerp. Deze keken samen naar meer dan 3000 restauraties die plaatsvonden tussen 1995 en 2005 (319 mislukkingen, 10,59 procent) en 4300 die plaatsvonden tussen 2006 en 2016 (568 mislukkingen, 13,13 procent).

reason

Verschillen tussen periodes
Opvallend is dat in de periode van 1995 tot 2005 de jaarlijkse mislukkingsratio nauwelijks werd berekenend en dat de reden voor mislukking veel vaker onbekend was dan in de tweede periode. Ook werd aangestipt dat toekomstige studies eens naar een langere tijdsspan zouden moeten kijken, omdat aan dit onderzoek al te zien is dat de mislukkingsratio’s lijken toe te nemen naar mate de tijd vordert.

Shift in redenen
De auteurs concludeerden met het feit dat er gedurende de laatste twee decennia een shift heeft plaatsgevonden van secondaire cariës, postoperatieve gevoeligheid en slijtage als reden, naar een grotere rol voor tandbreuken, restauratiebreuken en endodontische behandeling als reden.

Bron:
Wiley online library

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
kroonfracturen

Kroonfracturen: kansen voor de pulpa

Van alle tandletsels komt de kroonfractuur het meeste voor: twee-derde van alle tandletsels betreft een fractuur van de tandkroon. Doel van de tandletselbehandeling is het behouden van een vitale pulpa. Hoe gebruiken we moderne inzichten en materialen het best om de pulpa te laten overleven? Een vitale pulpa is de beste ‘kanaalvulling’ en zorgt ervoor dat de wortel zich kan afvormen. Ook zorgt deze herstel van de esthetiek.

3 typen kroonfracturen

  • Type 1: Kroonfractuur – in glazuur
  • Type 2: Ongecompliceerde kroonfractuur – glazuur, dentine, geen pulpa (meest voorkomende)
  • Type 3: Gecompliceerde kroonfractuur – glazuur, dentine, pulpa

Kroonfractuur
Cracks in glazuur zijn geen ‘pathway’ voor bacteriën om de pulpa te infecteren. Echter wel als de crack tot in het dentine zit. Met ultraviolet licht kan een crack zichtbaar gemaakt worden. Als de crack zichtbaar is met ultraviolet licht, dan is dentine erbij betrokken. Dit wordt ook wel een ‘complet fracture’ genoemd. Komt het ultraviolet licht er niet doorheen, dan betreft het een ‘incomplete fracture’.

Vitaliteit van de pulpa
Een koude test blijkt nog steeds het meest effectief te zijn om te kijken of een tand nog vitaal is.

De baseline voor het testen van sensibiliteit van gebitselementen is:

  • Elke tand van hoektand tot hoektand en
  • Boven- en onderkaak
  • Incisaal is de meest effectieve positie voor een koude test

Trope adviseert om niet enkel te focussen op de tand met bloed. En direct na trauma is een koude test vaak vals-negatief.

Follow-up

Fractuurtype 1: Glazuurfractuur

fractuurtype 1

 

fractuurtype 1-2

 Bron: The Dental Trauma Guide  

De kans op de pulpacomplicaties bij type 1 fracturen is bijna nul (incidentie pulpanecrose is 0,1%). Als algemene regel geldt: het fractureren van de kroon van het element heeft de kracht opgevangen, daardoor er een kleine kans op een luxatie is. Is er geen sprake van een kroonfractuur, dan is de kans op een luxatie groter.

Follow-up na 3, 6, 12 maanden en jaarlijks voor 5 jaar.

Fractuurtype 2: Ongecompliceerd kroon fractuur (glazuur – dentine)

Fractuurtype 2

Fractuurtype 2-2

Bron: The Dental Trauma Guide 

Bij dit fractuur type geldt in de meeste gevallen dat de pulpa zichzelf beschermt.

De 2 beschermingsmechanismen van de pulpa vanuit de tand zelf:

  1. Vorming van reparatief dentine
  2. White locking kristallen sluiten dentine tubuli. Na 2-3 weken is daardoor de gevoeligheid afgenomen.

Incidentie pulpanecrose is 10%.

Een ongecompliceerde fractuur is geen noodgeval, tenzij er sprake is van bloeding of lipzwelling. Het zou kunnen dat er een tandfragmentje in de lip terecht is gekomen.

De glazuur-dentine fractuur wordt bij voorkeur behandeld door terugplaatsing van het tandfragment of vervaardiging van een adhesieve restauratie. Voor esthetisch herstel is het belangrijk dat het tandfragment gehydrateerd blijft, anders veel verlies van hechtsterkte.

Follow-up na 3, 6, 12 maanden en jaarlijks voor 5 jaar.

Fractuurtype 3: Gecompliceerd kroonfractuur (glazuur – dentine – pulpa)

fractuurtype 3

Fractuurtype 3-1

Bron: The Dental Trauma Guide 

 Als dit soort type fractuur niet wordt behandeld is er 100% kan op pulpanecrose. Er is 95% kans op overleving als het wel goed behandeld is. De incidentie van gecompliceerde kroonfracturen is 2-13%, dit komt dus minder vaak voor dan andere fracturen.

  1. Overkappen van de pulpa
    Pulpa reageert op trauma door bescherming ‘op te bouwen’.  Eerste reactie van de pulpa na trauma is proliferatie.
  1. Afsluiting tegen bacteriën
    Een goede seal is het meest kritisch voor een succesvol resultaat!

Behandelmogelijkheden

  1. Pulpaoverkapping
  2. Partiële pulpotomie
  3. Volledige pulpotomie

Pulpoverkapping is te oppervlakkig en een volledige pulpotomie moet vermeden worden.

Partiele pulpotomie, hoe?
Met een sneldraaiende boor met waterkoeling haalt u een gedeelte van de pulpa weg.

  1. Type materiaal
    Pulpa afdekken met MTA, biokeramiek, calciumhydroxide, dan de vulling. Een nadeel van MTA is verkleuring, gebruik daarom liever biokeramiek.

Follow-up na 3, 6, 12 maanden en jaarlijks voor 5 jaar.

Lees ook: Richtlijn tandletsel

Dr. Martin Trope is geboren in Johannesburg. Hij studeerde daar af in 1976. Na enkele jaren algemene praktijkvoering verhuisde hij in 1980 naar Philadelphia, USA om zich in de endodontologie te specialiseren aan de Universiteit van Philadelphia. Naast zijn eigen praktijk voor endodontologie en trauma is hij als universitair docent verbonden aan de School of Dental Medicine bij Penn University. Hij heeft zeer veel universitair onderwijs gegeven, 180 publicaties op zijn naam staan en wordt wereldwijd gezien als een van de meest vooraanstaande specialisten op het gebied van traumata.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Martin Trope tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
funderingsrestauraties

Funderingsrestauraties bij avitale elementen

Na endodontisch behandelen van een gebitselement, moet er een keuze gemaakt worden over hoe het element gerestaureerd gaat worden. Welke afwegingen spelen een rol bij het vervaardigen van een (adhesieve) funderingsrestauratie? Moet er wel of geen wortelstift gebruikt worden? Welke stiften zijn tegenwoordig beschikbaar en wanneer zijn deze dan geïndiceerd?

Een endodontisch behandeld element… en nu?
Nadat een gebitselement endodontisch behandeld is, moet er een keuze gemaakt worden over hoe het element gerestaureerd gaat worden. Endodontisch behandelde elementen met uitgebreid weefselverlies moeten worden opgebouwd. Hiervoor zijn allerlei materialen en methoden beschikbaar. Maar wat zijn de afwegingen die een rol spelen bij het vervaardigen van een (adhesieve) funderingsrestauratie? Moet er wel of geen wortelstift gebruikt worden? Welke stiften zijn tegenwoordig beschikbaar en wanneer zijn deze dan geïndiceerd?
Bij het uitvoeren van een endodontische behandeling treedt er zowel extern als intern weefselverlies op. Dit verlies moet worden aangevuld. Vroeger werd er standaard een kroon geplaatst op endodontisch behandeld element. Is dit tegenwoordig met de adhesieve technieken nog nodig?

Adhesieve funderingsrestauratie
Er zijn vier verschillende adhesieve funderingsrestauraties. Deze zijn als volgt:

  1. Vezelstift, funderingsrestauratie, indirecte restauratie
  2. Funderingsrestauratie met indirecte restauratie
  3. Vezelstift met directe restauratie
  4. Directe restauratie

Stift

Vroeger werd er vaak standaard een stift geplaatst na het uitvoeren van een endodontische behandeling. Dat is tegenwoordig niet meer het geval. Het plaatsen van een stift is een extra risico op wortelbreuk en er treedt (nog) meer weefselverlies op.

Bij het plaatsen van een stift wordt er gebruik gemaakt van het wortelkanaal om meer resistentie en retentie te creëren voor de funderingsrestauratie. De keuze om wel of geen wortelstift te plaatsen is afhankelijk van de hoeveelheid restdentine en de vorm hiervan. Bij molaren is er vaak voldoende retentie te verkrijgen vanuit de pulpakamer. Een stift is sneller geïndiceerd bij een éénwortelig gebitselement.

De resultaten van een 17-jaars overlevingsstudie (Fokkinga et al. 2007) laten zien dat er geen significant verschil bestaat tussen een gegoten stiftopbouw (85%), een prefab metalen stift (84%) of geen stift (88%). Al deze gebitselementen waren voorzien van een indirecte kroon en hadden een goede ferrule. Ook zonder indirecte restauratie waren er geen significante verschillen tussen de verschillende soorten stiften. Geconcludeerd kan worden dat een metalen stift over het algemeen overbodig is.

Vezelstift

Er zijn verschillende stiften verkrijgbaar. Hieronder worden de prefab en de individuele vezelstiften toegelicht.

  1. Prefab vezelstiften
    Vorm en lichtgeleiding verschillen per merk. De elasticiteitsmodulus ligt dicht bij die van dentine. Deze stiften kunnen adhesief gecementeerd worden.
  2. Individuele vezelstiften
    Hieronder vallen de polyethyleenvezelbundels en glasvezelbundels. Bij individuele vezelstiften moet altijd een kunstofmatrix toegevoegd worden (bonding). Het voordeel van deze methode is dat er alleen guttapercha uit het kanaal verwijderd hoeft te worden: de vezelstift kan worden aangepast aan de vorm van het kanaal. Er kunnen meerdere vezelbundels gebruikt worden om het kanaal op te vullen.

Uit de resultaten van verschillende vezelstift-studies (Cagidiaco et al. 2008; Dikbas and Tanalp 2013), kan geconcludeerd worden dat vezelstiften beschermen tegen fractuur. De risico’s zijn het loskomen van de vezelstift en breuk van de stift. Frontelementen lopen een groter risico op falen. Afwezigheid van approximaal contact of een brugpijlerconstructie lopen ook extra risico op falen.

Stift nodig of overbodig?

Voor de indicatie van het plaatsen van een vezelstift speelt de factor resterend dentine een grote rol. Hierbij is de vraag wat de definitie ‘resterend dentine’  inhoudt.

Yang et al. (2015) keek in zijn studie naar de hoeveelheid resterend dentine en het risico op falen bij elementen met een vezelstift. Bij afwezigheid van de coronale wanden is er een verhoogde kans op falen. De rol van het ‘ferrule effect’ kon nog niet geheel worden aangetoond bij deze elementen.

Zhu et al. (2015) onderzocht het effect van een vezelstift op het faalpercentage van gerestaureerde endodontische behandelde elementen.
Uit de resultaten was te concluderen dat het risico op overall falen (catastrofaal en reparabel) significant groter is bij elementen zonder een vezelstift dan bij elementen met een vezelstift.

Ook alleen de kans op catastrofaal falen (niet reparabel) is significant groter wanneer er geen vezelstift wordt gebruikt. Bij gebitselementen met minder dan drie dentine-wanden is het risico op catastrofaal falen significant groter voor bij element zonder vezelstift in vergelijking met element met een vezelstift. De vezelstift heeft dus eigenlijk een gunstige invloed. In tegenstrijd met wat er voorheen gedacht werd lijkt de vezelstift dus catastrofale mislukkingen te reduceren.

Procedure prefab vezelstift

Hieronder volgt de procedure bij het plaatsen van een prefab vezelstift.

  • Diepte
    De verloren klinische kroonlengte is een goede lengte. Belangrijk is dat er een goede apicale afsluiting gewaarborgd blijft. Ook moet er rekening gehouden worden met een eventuele wortelkromming.
  • Moment
    Om het risico op lekkage te verkleinen is het aan te bevelen een stift korttijdig na het afmaken van de endodontische behandeling te plaatsen.
  • Breedte
    Hierbij geldt dat de dikte van de eerst passende stift goed is. Hierbij moet de kanaalvulling volledig verwijderd en de kanaalwanden schoon zijn voor een optimale hechting. Met de bijbehorende preparatieboren kunnen de wanden schoon geprepareerd worden.
  • Vorm
    Er bestaat geen significant verschil in overlevingspercentage op basis van de vorm van een vezelstift (Signore et al. 2009). Dus baseer dit op de vorm van het kanaal!
  • Inkorten stift
    Een stift kan worden ingekort met een diamantboor of schijf, zowel voor of na cementeren. Een stift mag alleen geknipt worden indien de matrix nog niet is uitgehard.
  • Voorbehandeling
    De hechting tussen stift en cement is beter dan tussen dentine en cement. De volgende stappen moeten uitgevoerd worden:1. Kanaal schoon prepareren. Check dit met de microscoop.
    2. Kanaal naspoelen met water voor neutralisatie van het oppervlak.
    3. Kanaal drogen met paperpoints.
    4. Stift schoonmaken met alcohol of ets
    5. Stift bevochtigen (silaniseren met bijvoorbeeld ceramic primer)
  • Cementkeuze
    Er kan worden gekozen voor een dual cure composietcement of voor een opbouwcomposiet.  Hierbij is het belangrijk dat het cement vloeibaar genoeg is. Het cement kan worden aangebracht met een speciale endo-tip. Het is erg belangrijk om de instructies van de fabrikant op te volgen. Bij een zelf-hechtend systeem moet er namelijk vooraf niet geëtst worden.
  • Overwegingen
    Wanneer er wordt gekozen om het element te restaureren met een directe restauratie dan kan er gekozen worden voor posterior composiet.  Opbouwcomposiet kan gebruikt worden wanneer er een indirecte restauratie vervaardigd wordt.
  • Bedekking vezelstift
    Langere blootstelling aan vocht is niet goed voor een vezelstift. Wanneer er dus nog een indirecte restauratie vervaardigd worden dan is het minder kritisch als de stift niet geheel bedekt is, in alle andere gevallen wel.

Conclusies

  • Een wortelstift geeft retentie en resistentie voor de funderingsrestauratie.
  • Vezelstiften hebben een gunstige invloed op de overleving van endodontisch behandelde elementen met weinig restmateriaal.
  • Bij elementen met minder dan drie resterende dentinewanden is het advies om een vezelstift te plaatsen.
  • Pas de juiste hechtmethode toe bij het plaatsen van een stift.

Wietske Fokkinga heeft dertien jaar in een algemene praktijk gewerkt en is sinds haar afstuderen verbonden aan de vakgroep Orale Functieleer (Radboud UMC). Als onderdeel van haar promotie (2007) deed ze onderzoek naar de plastische opbouw van endodontisch behandelde gebitselementen. Thans is ze (PAO-T) docent en coördinator tandheelkundig onderwijs, onderzoeksbegeleider, voorzitter van de opleidingscommissie en behandelt ze een dag per week patiënten op verwijzing in de CCT (Centrum voor Complexe Tandheelkunde).

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Wietse Fokkinga tijdens het najaarscongres van de NVvE.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
composietrestauratie

De posterieure enkelvoudige composietrestauratie

Composiet wordt wereldwijd beschouwd als eerste keuze materiaal voor directe restauraties in de posterieure regio. Posterieure composietrestauraties doen het goed op lange termijn. Verschillende reviews noteren een jaarlijks faalpercentage van 1-3%. Een correct uitgevoerde klinische procedure speelt een kritische rol op de levensduur van de posterieure composietrestauratie.

Verslag van de lezing van prof. dr. Marleen Peumans, Tandarts Adjunct Afdelingshoofd op de afdeling Conserverende Tandheelkunde en hoofddocent aan de KU Leuven.

Levensduur posteriorcomposiet

Factoren zijn:

  • Patiënt
  • Operator
  • Materiaal
  • Type restauratie
  • Onderhoud

De meest bepalende factor voor de levensduur zijn operator en patiëntfactor. In de lezing van Marleen Peumans werd de operateurfactor besproken. Het plaatsen van een goede – aansluiting, contactpunt, vormgeving – posterieure restauratie is niet heel eenvoudig. En hoe diep moet u cervicale restauraties aanpakken? Ook de materiaalfactor en het type restauratie kwam aan bod.

Materiaalkeuze

Adhesiefsystemen

In de tandheelkunde wordt een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende adhesief systemen.

  • Ets-en-spoel adhesief
    • 3-staps en 2-staps
  • Zelf-etsend adhesief
    • 2-staps en 1-staps

Er bestaan verschillende ‘zelf-etsende’ adhesiefsystemen het verschil met het ‘ets-en-spoel’ systeem is dat erg geen spoelfase is.

Bij zelf-etsende primers wordt een onderverdeling gemaakt in de zuurtegraad:

  • Sterk : pH <1 (niet geadviseerd)
  • Intermediate : pH +/- 1.5
  • Mild : pH +/-2
  • Ultra-mild : pH >2

Afhankelijk van de zuurtegraad reageren zelf-etsende primers op verschillende wijze met het tandmateriaal en de smeerlaag. Door functionele monomeren, onder andere 10MDP, kunnen ze een chemische hechting aangaan met tandmateriaal. Bij 10MDP monomeer is duidelijk in-vitro aangetoond dat het een binding aangaat met hydroxyapatiet.

De microtreksterkte test is het meest geschikt om de bindsterkte aan dentine te testen. Deze klinische studie is geschikt omdat het grootste deel dentine is, verder is er geen sprake van  macromechanische retentie. Daarom is het een goede test om bindingssterke te evalueren. De goudenstandaard is de 3-staps ets-en-spoel (Optibond FL), maar er is ook een voorkeur voor Clearfil SE bond met selectief etsen van glazuur.

Composiet

Conventionele composieten

Met de grootte van de vuldeeltjes wordt de polijstbaarheid van het composiet bepaald. Een midifil composiet is daarom minder goed polijstbaar.

Een hybide composiet bevat grotere en kleinere vulstofdeeltjes. Het ondervangt hiermee de nadelen van een microcomposiet dat minder sterk is, maar heeft als voordeel dat het goed polijstbaar is. Hybride composieten kunnen onderverdeeld worden in universele composieten en midifil composieten. Een nanohybide composiet is een combinatie van microhybried en nanogevuld.

(Ferracane, 2011)

Microhybried
Anorganische vulstof: 0.6-1 um
SiO2: 40-50 nm

Nanogevuld composiet
SiO2, zirconium
5-100 nm

Midifil composiet
Anorganische vulstof: 1-10 um
SiO2: 40-50nm
Vulstofgehalte: >60Vol%

Keuze
De materiaaleigenschappen van het composiet in de posterieure regio, hebben een geringe invloed op de levensduur van de restauraties, op voorwaarde dat een hybride composiet wordt gebruikt.

Laagkrimpende composieten worden niet meer gebruikt.

Het composiet materiaal (vulstofgehalte van het hybriede composiet) heeft een beperkt positief effect op de levensduur van de restauraties. Dit wordt enkel bemerkt in lange termijn studies (>10 jaar).

Bulk fil composieten

  • Flowable base bulk als onderlaag: Altijd bedekken met conventioneel composiet, maximale laagdikte is 4mm.
  • Paste full body bulk fil: Geschikt voor de gehele restauratie. Laagdikte is maximaal 4-5mm.
  • Vezelversterkte bulkfil: Altijd bedekken met conventioneel composiet.

Alle bulk materialen zijn meer translucent dan conventionele composieten, daardoor wordt een verhoogde uithardingsdiepte verkregen. In vergelijking met hybride composieten hebben ze een lager percentage vulstof. Bulkfill vergemakkelijkt en verkort de duur voor het plaatsen van de restauratie.

De huidige Bulk-fil composieten vormen een hetrogene groep met verschillen in samenstelling, conversiegraad, uithardingsdiepte en krimpspanning. In-vitro is gebleken dat gunstige resultaten behaald kunnen worden, waarbij de meest gunstige resultaten werden genoteerd voor het SDR Flow (Dentsply) materiaal. Het materiaal kan dus een voordeel zijn als er diepe caviteiten gerestaureerd dienen te worden, bijvoorbeeld bij een diepe klasse I. Onderzoek toont geen verschil in klinische gedrag na 3 jaar in klasse I/II composietrestauraties met en zonder SDR. (Van Dijken, 2015)

Het advies van Peumans over bulkfil composieten:

  • Paste Full body bulkfil composieten vertonen in-vitro een minder goede aanpassing in enge diepe caviteiten
  • Bulkfil composieten zijn aangewezen in grote caviteiten, doch in grote caviteiten is laagjes-techniek aangewezen voor gecontroleerde vormgeving.
  • Dus wat is het voordeel bij grote restauraties? Voor een mooie vormgeving dient toch in laagjes te worden opgebouwd. Daarnaast is translucentheid van het materiaal niet zo mooi.

De uitgebreidheid van de restauratie bepaalt de levensduur
De uitgebreidheid van de restauratie bepaalt de levensduur.  Elk bijkomend vlak verhoogt het faalrisico met 30-40%. Bij uitgebreide MOD-restauraties die avitaal zijn, is een knobbeloverkapping dan ook aan te bevelen. Het faalpercentage bij klinische studies naar de levensduur van restauraties met knobbeloverkapping met direct composiet ligt gemiddeld tussen de 10 en 1%. Uit onderzoek van Fennis et al. (2014) blijkt geen verschil tussen direct en indirect restaureren. In een onderzoek van Lagreid et al. (2012) blijken alle falingen herstelbaar te zijn. Scholtanus et al. (2014) concludeert in zijn onderzoek dat directe knobbelopbouwrestauraties met composiet een acceptabel klinische gedrag vertonen na 3 jaar.

Procedure 

  • Voordat u start occlusie en articulatie checken
  • Cofferdam
    • Voordelen
      • Een droog werkterrein
      • Rust/gemak voor de tandarts en patiënt
      • Goede toegang/zicht werkveld
      • Verhoogt de kwaliteit van de de behandeling
      • Kwadrant afzondering is aan te bevelen
  • Preparatie: Afgeronde hoeken, hierdoor minder spanning. Verder zijn schone randen vereist.
  • Glazuurbevel: Voor het afronden van scherpe randen approximaal kan een Sonifelex gebruikt worden. Deze maakt een oscillerende beweging, hierdoor kunt u veilig de approximale vlakken bevelen.
  • Vulling:
    • Veel genoemde tekortkomingen van de posterieure composietrestauratie
      • Proximale vormgeving.
      • Een zwak of het ontbreken van een contactpunt
      • Occlusale vormgeving
      • Oppervlakte gladheid

Advies voor proximale vormgeving en het contactpunt: Gebruik voor een juiste approximale vormgeving een gecontoureerd schildje in combinatie met een separatiering. Bij lastige restauraties, kunt u soms beter eerst de knobbels opbouwen en dan een kleinere approximale box maken voor een goed approximaal contactpunt.

Wat bij diepe cervicale randen?
Gebruik teflontape om de cervicale rand af te sluiten. Diamond Wedges kan gebruikt worden bij grote interdentale ruimtes. Eerst een beetje flow in boxranden kan raadzaam zijn bij een dunne bondinglaag, bij visceus composiet of bulkfil composiet.

  • Kleur: Doel is de natuurlijke tand nabootsen: dentine verloopt concaaf (Bazos, Magne, 2011). Dentine heeft kleur A6, glazuur mediumtranslucent is voor de hand liggend. Je kunt kiezen voor één body kleur, die dan werkt als een kameleon.
  • Afwerken: Soflex, EVA-hoekstuk, polijstrubbers met eventueel polijstpasta.

Prof. Dr. Marleen Peumans studeerde in 1987 af aan de KU Leuven waarna zij de post-graduate opleiding tot Tandarts-specialiste volgde. In 1997 promoveerde zij. Haar bijzondere aandacht gaat uit naar het herstel van elementen met adhesieve restauratiematerialen en het klinisch gedrag van deze restauraties. Verschillende (inter-)nationale publicaties zijn verschenen betreffende veneer restauraties, composietrestauraties in de frontregio en de levensduur van adhesieve restauraties. Vanaf 2004 is zij full-time werkzaam als Tandarts Adjunct Afdelingshoofd op de afdeling Conserverende Tandheelkunde (UZ-Leuven), en is deeltijds hoofddocent aan de KU Leuven.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts en docent UMCG, voor dental INFO van de lezing van Marleen Peumans tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z, Uncategorized
parodontium na restauratie

Het parodontium na een restauratie

Na restauratieve behandeling met kronen en bruggen zien we tot onze spijt soms ongunstige reacties van het parodontium. Het is een uitdaging om te achterhalen waar nu precies de oorzaak ligt. Biologische, bacteriologische, functionele en materiaal technische aspecten spelen hierbij een rol. Hoe kunt u deze reacties voorkomen en behandelen?

Materiaalselectie
Als tandarts heeft u de keuze uit verschillende soorten restauratiematerialen. Wat is het effect van het type restauratiemateriaal op de parodontale gezondheid? Bij keramische restauraties wordt de minste plaque waargenomen en amalgaamrestauraties kunnen geassocieerd worden met de meeste parodontale afbraak. (Ababnaeh et al., 2011)

Preparaties
Bij preparaties voor restauraties en kronen kan het voorkomen dat de preparatiegrens in de sulcus eindigt. Deze intrasulculaire of zelfs subgingivale outline kan een hoger risico op lekkage van restauraties met zich meebrengen door continue sulcus vloeistof stroom en het verhoogt het parodontale risico. Hoe kan de schadelijke invloed van de restauratierand op het parodontium geminimaliseerd worden?

Tips van Sjoerd Smeekens om niet in het risicogebied terecht te komen:

  • Expasyl, elektrotoom en retractiedraad kunnen worden gebruikt om optimale omstandigheden subgingivaal te realiseren.
    Plaats bijvoorbeeld een retractiedraad van 1 mm in de sulcus tijdens prepareren, dan is de kans op een beschadiging van de biologische breedte minimaal.
  • Emergence profile na prepareren met een tijdelijke voorziening / mock-up testen en modeleren. Gingiva moet na een aantal minuten weer een normale kleur krijgen.
  • Kortstondig kun je in de epitheliale attachment komen, maar eindig niet met de randlocatie in connective tissue, dan verstoort dat de biologische breedte.
  • Margin elevation bij restauratieranden onder gingiva.
    Bij een indirecte restauratie die diep in de sulcus eindigt, kan worden gekozen voor een cr wordt composiet om de preparatie-outline van de indirecte restauratie supra gingivaal om ervoor te zorgen dat de situatie bloedingsvrij wordt. Het beste kan dan gekozen worden voor een composiet zonder krimp (SDR materiaal), deze moet de tandarts dan wel onder de ideale situatie aanbrengen.

Risicoanalyse
“Achterhaal de oorzaak en doe een risk assessment”, adviseert Smeekens. Hij adviseerd de etiologie en onderlinge relaties zorgvuldig te beoordelen en niet alleen symptomen te behandelden.

Risicoanalyse:

  • Parodontaal
  • Biologisch
  • Functioneel
  • Structureel
  • Persoonlijk

Krachtenspel
Het krachtenspel in de mond is heel belangrijk en is volgens Smeekens onderbelicht in de tandheelkunde.het krachtenspel is bepalend voor de duurzaamheid van een dentitie De gevolgen van een ongunstige krachtenspel kunnen zijn: fracturen, parodontale problemen, endodontische problemen , periimplantitis en kaakgewrichtsklachten.
Er is voldoende bewijs dat overbelasting parodontaal verval kan veroorzaken. Het behandelen van een ongunstig krachtenspel is een essentieel onderdeel van de parodontale occlusie behandeling. Waarbij tijdens het dichtbijten de zijdelingse delen het front beschermen en tijdens kauwbewegingen het front de zijdelingse delen. Het beste het creëren van een zogeheten ..tually protected. Met o.a. een T-scan kan het krachtenspel in mond gecontroleerd worden. Sensoren geven de occlusale krachtendistributie weer. Op geleide van de scan occlusiepapier, shimstockfolie en de kauwtest, is het door selectief inslijpen en opbouwen mogelijk om een optimale krachtenverdeling te creëren

Dr. Sjoerd Smeekens is afgestudeerd aan Radboud Universiteit. Hij werkte 6,5 jaar aan Universiteit in Bazel (CH), specialisatie in reconstructieve tandheelkunde en 3 jaar aan de Universiteit Freiburg (DE). Sinds 2009 heeft hij een praktijk in Nederland.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van dr. Sjoerd Smeekens tijdens het congres PARO van Bureau Kalker

Lees meer over: Parodontologie, Restaureren, Thema A-Z
glasvezelstift

Het plaatsen van een (glasvezel)stift voor een adequate restauratie

Deze video gaat over het plaatsen van een (glasvezel)stift zodat hier een adequate restauratie op gemaakt kan worden. Er wordt goed uitgelegd waarop gelet moet worden bij het prepareren van het kanaal voor plaatsing van een stift.

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z, Video
Wortelkanaal

Wortelfracturen van begin tot eind

Wortelfracturen in het apicale en middelste deel van de wortel genezen meestal goed en snel. Maar hoe kunnen we die genezing beïnvloeden en hoe moeten we handelen als genezing uitblijft? Röntgendiagnostiek, behandeling en prognose bij wortelfracturen.

Röntgendiagnostiek
Voor het maken van een goede röntgenfoto is het advies van Michiel de Cleen het gebruiken van instelapperatuur. Tandheelkundige boeken adviseren nog om een röntgenfoto te maken, vanuit de diagnostiek bekeken. Maar of dit veel toegevoegde waarde heeft, dat is de vraag.

In een artikel van Bornstein et al. (2009) worden 44 tanden met een horizontale wortelfractuur onderzocht. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt in de locatie van de wortelfractuur met standaard röntgendiagnostiek, namelijk het apicale (25%), middelste (63,6%) en cervicale (11,4%) gedeelte van de wortel. Na vergelijking met conebeam-CT blijkt er toch vaak een ander beeld van de fractuurlijn te zijn, namelijk ingewikkelder dan in eerste instantie met een standaard röntgenfoto wordt ingeschat. Vaak loopt de fractuurlijn van apicaal-buccaal naar incisaal-palatinaal. Daaruit kan geconcludeerd worden dat een conebeam-CT van toegevoegde waarde is bij de diagnostiek van een wortelfractuur. In eerste instantie is de fractuurlijn niet of nauwelijks zichtbaar, na een week is deze wel zichtbaar.

Behandeling: spalken of niet?
Stap 1: Indien nodig element op de plek terugduwen. 

Stap 2:

Geen mobiliteit                                                         : dan is spalken niet geïndiceerd.

Mobiliteit                                                                   : 4 weken spalken

Mobiliteit plus breuk processus alveolaris         : 8 weken spalken

De voorkeur van Michiel de Cleen voor het type spalk gaat uit naar de spalk van Medartis (TTS Titanium Trauma Splint).

Overleving pulpa na wortelfractuur
Verkleuring na de wortelfractuur duidt op een bloeduitstorting. Afwachtend beleid is nodig: mogelijk trekt de verkleuring weer weg en blijft de pulpa vitaal.

Manieren van genezing van een wortelfractuur:

  • 33% – Callusvorming in pulpakanaal.
  • 44% – Ingroei van bindweefsel in breukdelen en soms ook botvorming in spleet.
  • 23% – Granulatieweefsel / geen genezing. Wanneer coronale deel gaat ontsteken dan zie je aan weerszijden van spleet een radiolucentie op de solo-opname. Het uitvoeren van een endodontische behandeling tot de breuk is dan geïndiceerd.

Tunneling resorption is interne resorptie, niet op basis van ontsteking maar door genezing. De pulpa reageert in dit geval sensibel en er is geen endodontische behandeling geïndiceerd.

Let op: Dit is anders dan bij andere tandletsels waar geldt: ‘’Interne resoptie met vitale pulpa: zo snel mogelijk pulpa eruit halen, dan stopt proces’’. Daar is namelijk sprake van een bacteriële infectie.

Genezing wordt beïnvloed door:

  • Stadium wortelvorming: onvolgroeide elementen hebben een betere prognose (+)
  • Dislocatie coronale breukdeel: geen verplaatsing is een betere prognose (+)
  • Sensibiliteit pulpa: positieve reactie is een betere prognose (++)
  • Repositie coronale breukdeel: goede repositie is een betere prognose (++)
  • Type spalk: flexibel > star

Genezing wordt niet beïnvloed door:

  • Locatie fractuur
  • Type element
  • Tijdstip van behandeling
  • Duur spalking

Uit meerdere onderzoeken blijkt dat bij 75% van wortelfracturen de pulpa vitaal blijft.

Een horizontale wortelfractuur is een luxatie van het coronale breukdeel. Het coronale breukdeel gedraagt zich als een onvolgroeid element. Verkleuring van de tandkroon na een wortelfractuur is meestal tijdelijk. Een conebeam-CT is behulpzaam bij diagnostiek en behandeling.

Lees ook: Richtlijn tandletsel

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Levensduur en risicoanalyse van restauratietypen

Levensduur en risicoanalyse van restauratietypen

Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Een overzicht van wat er qua levensduur verwacht kan worden van verschillende restauratietypen, zowel vanuit de gegevens van klinische universiteitsstudies als het werk van de Nederlandse tandarts.

Verslag van de lezing van Dr. Niek Opdam, universitair hoofddocent aan het Radboudumc en onderzoeker restauratieve tandheelkunde.

Directe of indirecte techniek bij posterieure restauratie
Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Voor directe restauraties heeft het composiet het amalgaam definitief verdrongen, voor indirecte restauraties wisselen de vernieuwingen qua materialen elkaar in snel tempo af. Traditioneel heeft de indirecte restauratie de reputatie een langere levensduur te hebben, maar de adhesieve tandheelkunde heeft ervoor gezorgd dat composieten posterieur een goede levensduur kunnen bereiken.

Hoe kijk je naar de levensduur? We zijn geneigd om te kijken naar de levensduur van de restauratie, maar misschien is de levensduur van het element wel belangrijker. Het advies van Niek Opdam is om de risicoanalyse te betrekken bij behandelplanning. Want wat te doen bij een hoog-risicopatiënt (bruxisme, cariës)?

Restauratieve keuzes posterior

  • Fysische eigenschappen: sterkte en slijtvastheid
  • Esthetiek: functioneel of Italiaanse school?
  • Direct versus indirect
    • Operator skills versus Tandtechnieker skills
    • Direct composiet versus indirect composiet/kermiek/CADCAM
      • Minimaal adhesief versus traditioneel
      • Adhesief subgingivaal restaureren en cementeren
    • Levensduur van verschillende opties

Minimaal invasief of traditioneel prepareren? Niek Opdam adviseert minimaal invasief adhesief te werken. Van de verschillende behandelopties is het belangrijk om de levensduur te weten.

Levensduur restauraties
De levensduur van composiet posteriorrestauraties is goed. Onderzoek uit Denemarken heeft resultaten van al dertig jaar, waarbij zelfs nog met verouderde composieten werd gewerkt en een calciumhydroxideonderlaag. Het jaarlijks faalpercentage is 1.6% –  1.1%. (Pallesen, van Dijken)
Met als kanttekening: de studies zijn onder ideale omstandigheden uitgevoerd in de universiteit. De faalpercentages liggen hoger bij practice-based studies, namelijk rond de 2%.

Direct versus indirect
Traditionele kronen blijken het niet veel beter te doen met jaarlijks falen van zo’n 1%. Het verschil tussen direct versus indirect is dus niet dramatisch.

Restauratieve cyclus
De restauratieve cyclus is de levensduur van een element. Na de eerste interventie volgt een volgende interventie, wat resulteert in een groter defect en een grotere restauratie. Hierdoor is er meer kans op complicaties (endo/fractuur), met uiteindelijk elementverlies tot gevolg.

Tegenwoordig is er een andere behandeling van cariës waarbij we centraal meer cariës laten zitten om pulpa-exponatie te voorkomen. Door te werken volgens de moderne cariologie is een langere levensduur van elementen mogelijk.
Systematic reviews geven een jaarlijks faalpercentage tussen de 1-2% van directe posterieure composiet restauraties.

Problemen met RCT’s is dat risicogroepen vaak worden geëxcludeerd, zoals patiënten die bruxeren. Verder zijn de onderzoeksomstandigheden ideaal, dus het echte faalpercentage ligt in de algemene praktijk hoger dan 1-2%, waar veel risicopatiënten zijn. Daarom zijn risicofactoren volgens Opdam belangrijk voor behandelingsplanning op individueel niveau. Daarbij moet het gaan om echt klinisch falen, geen surrogaat uitkomsten. Dus geen microlekkage, maar wel echte cariës onder de vulling. En is er bewijs uit onderzoek dat de risicofactor invloed heeft? En hoe groot is de invloed dan van de risicofactor op overleving?

Verschillende risico’s hebben verschillende consequenties voor restauratief behandelplan:

  • Parodontaal: wellicht op de lange termijn meer risico
  • Cariësrisico: invloed van dit risico is veel groter dan parodontaal
  • Bruxisme: bepaalt materiaalkeuze
  • Biologische prijs van de behandeling: meer tandheelkunde is meer risico
  • Bij veel aanwezig risico: richtlijn is om terughoudender met ingrijpen te zijn
  • Secundaire cariës vaker bij composiet, grotere kans op breuk bij amalgaam

Amalgaam vertoont meer breuk van knobbels, composiet toont meer secundaire cariës.
Laag risicopatiënten zijn na 12 jaar stabiel voor composiet, voor amalgaam geldt een hogere faling, hierbij is meer breuk (Opdam, 2010).

Meer tandheelkunde, meer risico’s
Niet bij iedere afwijking van de norm is er sprake van een probleem. Laat informed consent aan de orde komen: moderne tandheelkunde is shared decision making. Informed consent is de uitleg van alle opties met voor- en nadelen. De patiënt beslist en de tandarts legt het vast. Er zijn risico’s op patiëntniveau en op element niveau. Cariësrisico, bruxisme en endodontische behandeling zijn factoren die een grote rol spelen.

Levensduur klasseII restauratie in Nederland
Posterior restauraties gaan gemiddeld  zo’n 12 jaar mee. Dat is best goed. (Laske, 2016)
Glasionomeer (GIC) en compomeer doen het slechter, maar je kunt niet zo maar hardmaken dat GIC en compomeer slechter zijn. Indicatiebias speelt hierbij een grote rol, omdat glasionomeercement bijvoorbeeld meer als tijdelijke restuaratie en bij hoog risicosituaties wordt toegepast.

Levensduur kronen in de algemene praktijk
Faalpercentage is 2,4% na 10 jaar.

Verschillen tussen tandartsen
Er zijn grote verschillen tussen tandartsen, de operateur geeft dus ook een risico. De ene tandarts kiest eerder voor vervanging dan de andere. Is dit goede zorg? Opdam omschrijft dit als de proactieve tandarts versus de reactieve tandarts. Je hebt tandartsen die problemen voor willen zijn en tandartsen die afwachten. Dit is een wellicht een verklaring voor het verschil in jaarlijkse faalpercentages van verschillende algemene praktijken die betrokken zijn geweest bij klinische studies.

Posterior restaureren
Een risicofactor is het veranderen van tandarts. Risicoanalyse is de kern van de diagnose, waarbij het patiëntrisico en de tandarts waarschijnlijk gelden als de belangrijkste factoren. Opdam spreekt liever van hoogrisico in plaats van contra-indicatie. Want is het hard bewezen? Contra-indicatie is erg zwart-wit.
Bij werken volgens informed consent beheert de patiënt zelf zijn risico’s. Leg de keuzes daarom voor aan de patiënt. Kies voor shared decision making: de patiënt beslist, de tandarts legt het vast.
Wanneer bij een patiënt bijvoorbeeld sprake is van een hoog risico dan kunt u zeggen dat er wel een brug gemaakt kan worden, maar dat er een groter risico is op falen.

Take home message

  • Train uw vaardigheden
  • Herken de bruxist
  • Vermijd overbehandeling

Dr. Niek Opdam is universitair hoofddocent aan het Radboudumc. Naast onderwijs doet hij onderzoek op het terrein van de restauratieve tandheelkunde met als speciale aandachtsgebieden de levensduur van restauratief werk in de algemene praktijk, secundaire cariës en gebitsslijtage. Hij promoveerde op zijn proefschrift ‘Clinical procedures for posterior composite restorations’. Hij schreef meer dan 60 artikelen in internationale tijdschriften en hij geeft veel lezingen en cursussen in binnen- en buitenland. Hij is voorzitter van de Academy of Operative Dentistry European Section en van de Practice-based Research Scientific Group van de IADR. Opdam heeft een parttime verwijspraktijk in Ulft met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde. In zijn praktijk behandelt hij veel patiënten met gebitsslijtage.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts en docent UMCG, voor dental INFO van de lezing van Niek Opdam tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
occlusie opbouw is kwestie juiste keuze

Occlusie opbouw is een kwestie van de juiste keuze

Bij occlusieopbouw is het bereiken van nieuwe fysiologische intermaxillaire verhoudingen dé grote uitdaging. Eenmaal gevonden, dient deze nieuwe relatie zodanig te worden vastgelegd dat de rest van de behandeling een relatief eenvoudige invuloefening kan zijn. Het belang van occlusale aspecten van restauraties die via een indirecte techniek zijn vervaardigd is groot. Een overzicht van richtlijnen van occlusie en articulatie.

Verslag van de lezing van tandarts-gnatoloog Ben Derksen.

Gnathologie

Er is weinig wetenschappelijke kennis beschikbaar over occlusie en articulatie. Tijdens de opleiding Tandheelkunde wordt hier te weinig aandacht aan besteed en het is bekend dat er veel verschillende inzichten bestaan over dit onderwerp. Het boek van Jeffrey P. Okeson is een goede leidraad voor de concepten omtrent occlusie en articulatie. Echter is de relatie tussen occlusie en functie dermate complex dat het (volgens de criteria van evidence based dentistry) wellicht nooit zal lukken individuele occlusale factoren te relateren aan specifieke aspecten van occlusie.

Iedere patiënt heeft een andere occlusie. Functie kan verstoord raken door onjuiste behandeling, trauma, pathologie of iatrogenese. Dit laatste is een stoornis in functie ten gevolge van tandheelkundig handelen, bijvoorbeeld door overmatige mondopening, abrupte occlusale veranderingen of accumulerende stoornissen. Het doel van de tandheelkundige behandeling is behoud of herstel van een fysiologische occlusie.

Momenteel is er sprake van een toenemende focus op occlusie. Een voorbeeld is het gebruik van de T-scan, een apparaat dat premature en te zwaar belaste contacten op een objectieve manier kan detecteren. Een valkuil voor deze toenemende focus is dat we ‘occlusie neuroten’ creëren. Hieronder vallen patiënten die constant het gevoel hebben dat hun kiezen niet goed op elkaar komen.

Richtlijnen occlusie en articulatie
Aan de hand van de huidige literatuur kan gezegd worden dat klinische richtlijnen gebaseerd moeten zijn op zowel de biomechanische principes als ‘the state of art’ van de huidige therapeutische paradigma’s (Taylor et al. 2005).

Volgens H. Beyron (1954) moet occlusie voldoen aan de volgende criteria:

  • Er moeten zoveel mogelijk centric stops bilateraal aanwezig zijn bij het sluiten in maximale occlusie.
  • Elementen in de zijdelingse delen moeten zo veel mogelijk axiaal belast worden.
  • Achterwaartse beweging (retrusie) moet plaatsvinden zonder occlusaal contact.
  • Er moet sprake zijn van afwezigheid van occlusaal contact in andere richtingen dan de beweging zelf. Voorbeelden zijn groepsgeleiding tijdens laterale bewegingen en frontcontact tijdens proale beweging.
  • Aanwezigheid van adequate verticale dimensie (VDO).

Carlsson et al. (2010) noemt de volgende dogma’s:

  • De condylus positie is de superioranteriore positie van de condylus in de fossa, met discus in positie.
  • Occlusie (en articulatie) is het gelijkmatig en gelijktijdig contact posterior in centrale relatie. Bij een rechtopstaande hoofdhouding is er een zwaarder contact posterior dan anterior.
  • Er is sprake van disclusie van de postcanine elementen door frontelementen bij excentrische bewegingen: minst steile geleiding bij het streven naar disclusie.

Occlusale essentie (Derksen, Versteegh & Battistuzzi 1994)
Occlusie moet voldoen aan:

  1. Occlusale stops
  • De ‘vier poten’: In alle kwadranten moet sprake zijn van afsteuning.
  • Occlusal KISS’:
    • Bilateraal, gelijktijdig occlusaal contact bij habitueel dichtbijten.
    • Disclusie posterior bij excentrische bewegingen.
    • Geen belemmeringen in de ‘envelope of function’ van Posselt:
      • Functional angle of occlusion’ (Klineberg): in een keer dichtbijten zonder belemmering.
  1. Geledingsbanen
  • Overbite
  • Vloeiend

Knobbeltop-fossa (crista) contact
Eén stabiele occlusale stop per element kan volstaan (axiale kracht). Knobbeltop-fossa (crista) contact is heel belangrijk en eenvoudig te realiseren. Dit betekent één contact per element (axiale krachten).

Fysiologische overbite en overjet

  1. Overbite

Een overbite van 3,5-4 millimeter is ideaal, dit komt overeen met de lengte van de helft van de klinische kroon van de onderincisieven. Vaak wordt de overbite orthodontisch anders afgeleverd. Wanneer de overbite te klein (2mm) is dan heeft dit invloed op de geleidingsbaan.

  1. Overjet

De ideale overjet is 2-3 mm met vrijheid tot bewegen.

Occlusie stoornissen
Onder occlusale stoornissen vallen:

  1. Hyperbalanscontacten
    • Contact posterior zorgt bij protrusie voor disclusie. Kenmerkend is dat hierdoor TMJ klachten ontstaan.
    • Contact aan de balanszijde verhindert contact aan de werkzijde.
  2. Te steile knobbelhelling aan de werkzijde met inhiberend effect op de laterale bewegingen.

Het kauworgaan
De m. Masseter zorgt ervoor dat de kaken tegen elkaar worden getrokken. Het kaakgewricht en de gebitselement vangen dit op. Bij extreem gebruik van deze kauwspieren is het dus niet vreemd dat dit kan leiden tot TMJ klachten of (ernstige) slijtage van gebitselementen.

Klinische complicaties bij implantaten
Osteointegratie lijkt zeer goed bestand tegen zware belasting. De meest voorkomende complicaties bij implantologie ten gevolge van zware krachten zijn chipping en het losraken van restauraties. Door een bredere fossa te maken (2,5 millimeter) wordt deze kans kleiner. Er moet meer onderzoek gedaan worden naar het effect op suprastructuren/restauraties bij implantaten (Barlett et al. 2007).

Restaureren
Bij het vervaardigen van restauraties ligt in het anteriore gebied de focus op de esthetiek. In de zijdelingse delen ligt de eerste focus op duurzaamheid. Welke materialen het beste gebruikt kunnen worden in welke situatie is niet heel duidelijk. Monolithisch materiaal is keihard maar zolang dit materiaal glad is, heeft dit geen nadelige gevolgen.

Verticaal dimensie verlies (VDO)
De ideale verticale dimensie is de verticale dimensie waarbij met minimaal tandheelkundig ingrijpen goede esthetiek en functionaliteit gecreëerd kan worden.
Wanneer er sprake is van slijtage dan vindt er altijd uitgroei van elementen plaats. Er moet dus een beetverhoging plaatsvinden.
Wanneer de ‘vier poten’ ontbreken moet er vanuit de centrale relatie gewerkt worden waarbij de kaakkopjes juist in het kaakgewricht geplaatst worden. De 3 P’s zijn een goed concept:

  1. Position: de positie van de condylus in het kaakgewricht.
  2. Place: de positie van tanden ten opzichte van elkaar.
  3. Pathway: er moet sprake zijn van een geleidingsbaan.

Parameters reorganisatie beet
De parameters voor het reorganiseren van de beet zijn gelijk aan de parameters die gebruikt worden voor het vervaardigen van een volledige prothese.

Parameters:

  1. Incisaallijn
  2. Kaakpositie
  3. Overbite
  4. Occlusievlak
  5. Excentrics
  6. Interdigitatie

Conclusie
Je moet streven naar occlusie-behoud. Occlusie-behoud is een kwestie van duurzame kiezen.

Ben Derksen studeerde tandheelkunde in Utrecht. Vervulde de dienstplicht als tandarts en nam een algemene praktijk over in Arnhem. Hij was 12 jaar parttime werkzaam in de Bijzondere Tandheelkunde (Zwolle) met als hoofdaandachtsgebieden gnathologie en uitgebreide restauratieve behandelingen al dan niet met behulp van implantaten (1989-2001). Sinds 2002 voert hij naast zijn algemene praktijk ook een verwijspraktijk voor implantologie, gnathologie en gebitsrehabilitatie, die vanaf 2009 gevestigd is aan de rand van Arnhem. In de loop der jaren werd hij erkend als tandarts-gnatholoog (register NVGPT), implantoloog (register NVOI) en restauratief tandarts (register NVVRT).

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Ben Derksen tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Meer kans voor vrouwen op droge socket?

Meer kans voor vrouwen op droge socket?

Vrouwen zouden meer risico lopen op het ontwikkelen van droge socket na het trekken van tanden, aldus een nieuwe studie van het Journal of the American Dental Association. Het risico werd nog hoger bevonden bij vrouwen die gebruik maken van hormonale anticonceptie.

Oestrogeen
Droge socket, ook bekend als alveolaire ostitis (AO), ontstaat nadat een tand is getrokken en er geen of weinig bloedstolling ontstaat in de holte. Het is niet zeker waardoor dit wel of niet gebeurt, maar mogelijk is dat oestrogeen hierbij een rol speelt. In het onderzoek werd een risicobeoordeling en gevoeligheid analyse gemaakt van AO. De uitkomsten toonden aan dat vrouwen een grotere vatbaarheid voor AO hebben. De rol van oestrogeen blijft hierbij onduidelijk.

Hormonale anticonceptie
De onderzoekers vroegen zich af of er een correlatie zou bestaan tussen hormonale anticonceptie en risico voor het ontwikkelen van droge socket. Daarom werden dit en overige factoren geanalyseerd. Hierbij werd gekeken naar alle vrouwen, alle mannen, wel- en niet-rokers en naar het wel of niet gebruiken van hormonale anticonceptiva bij vrouwen.

Roken groot effect
13,9 procent van de vrouwen die gebruik maakten van hormonale anticonceptie middelen ontwikkelden AO, tegenover 7,5 procent bij de vrouwen die dit niet deden. Rokers kregen het in 10,5 procent van de gevallen, terwijl 7,5 procent van de niet-rokers dit kregen. Over het algemeen ontwikkelden 8,8 procent van de vrouwen AO. Bij 6,3 procent van de mannen was dit het geval. Roken bleek hierbij de grootste risico factor.

Verder onderzoek
Bienek en Filiben, de onderzoekers, hopen dat toekomstige studies ook verschillende types anticonceptiemiddel mee gaan nemen in hun onderzoek, en hierbij ook gaan kijken of vrouwen wel of niet menstrueren. Dit is van belang omdat er veel verschillende soorten anticonceptie bestaan en de formules hiervan blijven ontwikkelen. Meer onderzoek zou kunnen helpen om te kijken welk soort anticonceptie het best past bij wie, en wat voor bijwerkingen de substanties in dit middel wel of niet zouden kunnen hebben.

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

Lees meer over: Onderzoek, Restaureren, Thema A-Z
gebitsslijtage

Is ernstige gebitsslijtage altijd ernstig?

Tandartsen zien steeds patiënten met ernstige gebitsslijtage. Voordat er een goed behandelplan gemaakt kan worden, is het belangrijk de oorzaak van slijtage te achterhalen. Wanneer kunt u het beste behandelen en wat zijn de behandelopties?

Verslag van de lezing van dr. Bas Loomans.

Etiologie slijtage
Voordat er een goed behandelplan gemaakt kan worden, is het belangrijk de oorzaak van slijtage te achterhalen. Zo is erosie onder andere te herkennen aan slijtage op de ‘niet-kauwvlakken’, overstaande vullingen en verschillen in slijtage van glazuur en dentine. Voor slijtage met een mechanische component geldt dat de afname van dentine en glazuur gelijk is. Het is goed om altijd oplettend te zijn, soms kan er een vreemde verdeling van aangedane elementen zijn.

Alleen door een goede diagnose te stellen kan de patiënt bewust worden gemaakt van het probleem en kunnen er preventieve maatregelen getroffen worden. De diagnose is leidend voor het behandelplan. Zonder goede diagnose ook geen prognose.

Klinisch onderzoek naar ernstige gebitsslijtage: ESO-project
Het doel van dit project is het onderzoeken van de diagnostiek en etiologie van ernstige slijtage. Onderzoekspatiënten moeten volledige tandbogen hebben met ernstige gegeneraliseerde slijtage.
Er worden twee verschillende behandelstrategieën vergeleken:

  1. Niet-restauratieve behandelopties (counseling & monitoring)
  2. Restauratieve opties

Voor dit onderzoek zijn 172 patiënten geïncludeerd. 27% is vrouw en 101 patiënten zijn restauratief behandeld. Recall vindt plaats na 1,3 en 5 jaar.

Processen in de mond
Verschillende factoren hebben invloed op het ontstaan van slijtage:

  1. Chemische processen: zuren, reflux, medicatie, eetstoornis.
  2. Modificerende factoren: speeksel, kauwkrachten, weke delen en hun bewegingen (bijv. tong), abnormale eet- en drinkstoornissen.
  3. Mechanische processen: klemmen, knarsen.

Bij slijtage is er meestal sprake van een combinatie van factoren waarbij erosie de katalysator is.

Reflux en bruxisme
De individuele factoren ‘reflux’ en ‘bruxisme’ zijn belangrijk etiologische factoren.

1. Bruxisme

Typisch voor mensen die klemmen is dat er afdrukken van de gebitselementen zichtbaar zijn in het gebit. Ook is de m. Masseter vaak beiderzijds hypertrofisch. Bruxisme verhoogt de kans op falen van posterieure restauraties met factor 2,7. Bewustwording en uitleg van de aanwezigheid van bruxisme is erg belangrijk.

2. Reflux

Aanwezigheid van reflux komt vaker voor dan men denkt. Meestal is er sprake van een eetstoornis of overgeven. Klinische symptomen zijn zuurbranden, regurgitatie, dysfagie, chronisch heesheid, hoesten en een geïrriteerd palatum (rood en jeukend). Het is niet voor iedereen bekend dat er sprake is van reflux. Bij afwezigheid van klinische symptomen wordt er vaak gesproken van een ‘silent refluxer’.  Naar schatting lijkt dat 40% van onderzoekspatiënten (ESO-project) een link met reflux heeft. Wanneer u als tandarts een vermoeden heeft dat er sprake is van reflux dan kan de patiënt worden doorverwezen naar de huisarts zodat er een maagzuurremmer voorgeschreven kan worden.

Conclusie etiologie

  • De eerste stap is kijken hoe slijtage zich presenteert.
  • Kijk naar klinische verschijningsvormen.
  • Bedenk dat ernstige gebitsslijtage bijna altijd multifactorieel is.
  • Vorm een beeld in hoeverre mechanische, chemische en modificerende factoren een rol hebben.
  • Het geeft niet een direct antwoord of er een behandelnoodzaak bestaat.

Overweging wel of niet restauratief ingrijpen bij slijtage
Wanneer er sprake van slijtage is, kan men kiezen om restauratief te behandelen maar ook om (eerst) niets te toen. Deze keuze tussen restauratief en niet-restauratief behandelen is onder andere afhankelijk van de hulpvraag van de patiënt. Wanneer er geen hulpvraag is, dan is afwachten een goede keuze mits de pulpa niet (bijna) blootligt.

Niet-restauratief behandelen – counseling & monitoring.
Vaak is er een trage progressie van slijtage en zijn er periodes van activiteit en inactiviteit. Een terughoudende houding kan daarom op zijn plaats zijn. Counseling & monitoring is ook bij een hoge mate van slijtage mogelijk. Door de behandeling uit te stellen, wordt ook de herbehandeling uitgesteld. Dit is een voordeel.

Het is wel belangrijk om de progressie te monitoren. Dit kan door gebitsmodellen te vervaardigen of door een 3D scan te maken. Voordeel van niet-restauratief behandelen is dat de patiënt probleemeigenaar is en zelf inziet of het goed of fout gaat. Indien er uiteindelijk wel noodzaak tot behandeling blijkt te zijn dan is er een beter commitment (shared decision making). Het risico op ‘supervised neglect’  is onterecht bij correcte dossiervoering.

Klinische procedure

  • Afdrukken maken (eventueel digitaal)
  • Intra-orale opnames maken
  • Preventieve adviezen geven
  • Notatie in dossier
  • Deze procedure moet elke drie jaar herhaald worden mits er geen eerdere hulpvraag is.

Opties in zijdelingse delen bij ernstige slijtage
Het restauratief behandelen van slijtage kan op verschillende manieren. De volgende technieken zijn bekend.

  1. Traditionele Dahl behandeling

Door alleen een frontcontact aan te brengen, zal occlusie zich herstellen door eruptie in de zijdelingse delen en intrusie in het front. Vaak is er na een paar maanden weer contact zijn tussen de kiezen.

  1. Posterior Dahl

Deze techniek wordt toegepast wanneer er alleen slijtage is van de achterste molaren. Deze molaren worden alleen opgebouwd tot maximaal ongeveer 2 millimeter. Hierdoor wordt er eerst een open beet gecreëerd en dit voelt vreemd aan voor de patiënt. Het blijkt dat de occlusie na 2 weken weer goed is en dat de  patiënt weinig discomfort ervaart. Er zijn ook gevallen bekend waarbij deze techniek niet werkt, meestal omdat er sprake is van te weinig occlusale kracht.

  1. Revolutionaire techniek

Deze techniek wordt beschreven in een artikel van Banerji et al. (2014). Elementen waarbij sprake is van een Crack Tooth Syndrome worden overkapt met 2 millimeter composiet. Het grootste deel van patiënten is hiermee van de pijn af. Na een paar maanden is het element geïntrudeerd en kan er een definitieve vulling gemaakt worden. Van de 151 patiënten waren er 20 falers en 4 patiënten die de behandeling niet accepteerde.

  1. Volledig opbouwen

Het volledig opbouwen is mogelijk met verschillende materialen zoals direct, indirect of hybride (combinatie van direct en indirect) composiet. Uit een subgroep van 35 patiënten van het ESO-onderzoek blijkt dat composietrestauraties een overlevingspercentage van 93% hebben na 4 jaar. Er is sprake van falen bij verkleuring, chipfractuur, cohesieve fractuur of bulkfractuur. Frontvullingen blijken het slechtst te doen, gevolgd door molaren en premolaren.

Tussen direct en indirect composiet lijken verschillen te zijn in faalgedraag. Indirecte composietrestauraties kunnen dwars door de kroon van de dragende of niet-dragende knobbel breken. Een goede verklaring voor dit verschil is er (nog) niet.

Take home message

  • Gebitsslijtage is bijna altijd multifactorieel
  • Herken individuele slijtagefactoren
  • Counseling & monitoring is ook behandelen
  • Hanteer minimaal invasieve behandeltechnieken
  • Composiet rehabilitaties lijken het goed te doen in deze patiëntengroep
  • Partieel opbouwen is posterior mogelijk (Dahl)

Bas Loomans is in 2007 gepromoveerd op het gebied van de adhesieve tandheelkunde. Hij is senior-onderzoeker op het Radboudumc en is betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft lezingen in binnen- en buitenland. In 2008 heeft hij als gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven gewerkt (Prof.dr. B. van Meerbeek). Hij is op dit moment projectleider van een klinisch onderzoek naar de etiologie en behandeling van ernstige gebitsslijtage aan het Radboudumc in Nijmegen. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk in Nijmegen, waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Bas Loomans tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
versleten-dentitie

Restaureren van een versleten dentitie – een teambenadering

Voorspelbare functie en esthetiek van de definitieve restauratie bij patiënten met een (ernstig) versleten dentitie vereist een gezamenlijke klinische en technische benadering door tandarts en tandtechnicus. Wat zijn de gevolgen van slijtage, welke aspecten zijn van belang bij behandeling en welke materialen hebben de voorkeur?

Verslag van de lezing van prof. dr. Daniel Edelhoff

Slijtage dentitie
De aanwezigheid van gebitsslijtage is internationaal een toenemend probleem. Een normale jaarlijkse afname van glazuur op de occlusale vlakken varieert van 29ųm (molaren) tot 15 ųm (premolaren). Wanneer het glazuur sneller slijt dan kan dit leiden tot pathologische slijtage. Wanneer het dentine blootligt, gaat slijtage tien keer sneller. Belangrijk bij slijtage patiënten is om de gehele problematiek in kaart te brengen. Zo is de prognose onder andere afhankelijk van de parodontale situatie en kunnen de overlevingspercentages erg verschillen. Zo geldt voor gebitselementen in een parodontaal gezonde situatie een 50-jaarsoverlevingspercentage van meer dan 99,5% (Holm-Pedersen et al. 2007). Bij patiënten die regelmatig parodontale behandeling ondergaan (60-80% botverlies aan het begin van de follow-up) geldt een10-jaarsoverlevingspercentage van 93% (Pretzi et al. 2008).

Gevolgen slijtage: Occlusal Plane  en gebitsklasse
De positie van de occlusal plane heeft invloed op spraak, kauwfunctie en esthetiek (lachlijn). Deze positie wordt bepaald door de diepte van de beet (verticale hoogte) en het dento-alveolaire complex. Wanneer er sprake is van slijtage dan verandert deze positie. Patiënten met gebitsslijtage klagen meestal over verminderde esthetiek (59%), gevoeligheid (40%), functionele problemen (17%) en pijn (14%). Bij mannen komt slijtage vaker voor dan bij vrouwen.

Slijtage in de zijdelingse delen heeft effect op het front: er ontstaat een klasse III/end-to-end relatie in het front. Bij herstel van verticale dimensie moeten er weer adequate relaties gecreëerd worden. Volgorde van opbouwen is hierbij van belang.

Behandeling gebitsslijtage
Bij behandeling van slijtage moeten verschillende aspecten meegenomen worden:

  • Fonetiek
  • Pupillijn (foto’s)
  • Relaties d.m.v. een facebow-registratie
  • Profiel (zachte weefsels). Voor de westerse populatie geldt de volgende verhouding: 40-50% bovenste gezichtshelft (bovenkant neus- neusliphoek), 55-60% onderste gezichtshelft (neusliphoek – kinpunt).

Wanneer er wordt gekozen voor behandeling van slijtage dan is het verstandig om eerst splint-therapie toe te passen. Op deze manier kan de patiënt eerst wennen aan de juiste beethoogte. Aan de hand van o.a. de bovengenoemde gegevens wordt er een wax-up gemaakt. Aan de hand van de wax-up wordt er vervolgens een splint vervaardigd. 

  1. Uitneembare conventionele splint (opbeetplaat
    Meestal wordt er gebruik gemaakt van een opbeetplaat in de gewenste beethoogte die over de gebitselementen van de bovenkaak ligt. Deze conventionele opbeetplaat heeft een aantal nadelen:
    – Discomfort voor de patiënt
    – Invloed op spraak
    – Esthetisch minder fraai
    – De splint wordt niet altijd geaccepteerd
    – Effect afhankelijk van motivatie van de patiënt (compliance)
  1. Uitneembare CADCAM splint
    Een andere soort uitneembare splint wordt vervaardigd met behulp van de CADCAM techniek. De materialen die hiervoor gebruikt worden, hebben bij een dikte van 0,6 millimeter nog steeds een goede sterkte: Empress CAD 500N, e.max CAD 800N, Paradigm MZ100 >1000N (Schlichting et al. 2011). De CADCAM splint is tandkleurig en er wordt zowel een voor de boven- als voor de onderkaak vervaardigd. De juiste morfologie en esthetiek kan toegepast worden. Als een soort volledige brug wordt de splint op de (ongeprepareerde) gebitselementen geplaatst. Omdat de splint minder opvallend is wordt het dragen van de splint beter geaccepteerd. Automatisch wordt er meer zekerheid gecreëerd met betrekking tot acceptatie van de nieuwe beethoogte voor de patiënt. Ook geeft deze splint een goede mogelijkheid om de toekomstige morfologie, esthetiek en fonetiek uit te testen. De splint kan 23-uurs per dag gedragen worden waardoor een kortere gewenningsperiode mogelijk is. Mocht de splint niet bevallen dan kan er een nieuwe vervaardigd worden.
  1. Niet-uitneembare splint
    Naast de uitneembare splint kan er ook gekozen worden voor een niet-uitneembare vaste splint. Dit zijn (partiële) kronen vervaardigd met de CADCAM-techniek (PMMA). Deze kronen kunnen voor 1 à 2 jaar in situ gelaten worden. Deze methode wordt door patiënten erg goed geaccepteerd.

Slijtvastheid materialen
Voor slijtage opbouw kunnen verschillende materialen gebruikt worden.

Stawarczyk et al. (2013) onderzocht de mate van slijtage bij verschillende CADCAM materialen. Voor dit onderzoek werd tandglazuur als ‘antagonist’ gebruikt. PMMA slijt het hardst, gevolgd door composiet. Van deze materialen is glaskeramiek het beste bestand tegen slijtage.

Smales et al. (2007) onderzocht de 10-jaarsoverlevingspercentages van directe composiet restauraties versus indirecte goud(porseleinen) restauraties. Voor de directe restauraties gold een overlevingspercentage van 62% na 10 jaar. Falen was meestal het gevolg van fractuur van de restauratie. Voor de indirecte restauraties gold een 10-jaarsoverlevingspercentage van 74,5%. Falen van de indirecte restauratie was meestal het gevolg van het loskomen van de kroon, endo-problematiek of extractie.

Monolithisch lithiumdiscilicaat (IPS e.max Press) wordt ook gebruikt voor het opbouwen van slijtage. In tegenstelling tot de multilayerd veneers (waarbij vaak chipping optreedt) treden er amper mislukking op bij monolithische onlays met een minimale dikte van 1 millimeter.

Daniel Edelhoff is in Düsseldorf opgeleid tot Certified Dental Technician waarna hij tandheelkunde ging studeren in Aachen. In 1994 behaalde hij de titel Doctor of Medical Dentistry. Hij deed promotieonderzoek en werkte aan de universiteit van Portland, Oregon. In 2003 promoveerde hij aan de Universiteit van Aachen. Hij is nu hoogleraar en hoofd van de afdeling ‘Prosthodontics and Dental Material Sciences’ op de Ludwig-Maximillians Universiteit in München. Sinds 2014 is hij actief lid van The European Academy of Esthetic Dentistry (EAED). Edelhoff is redacteur van het onderzoek tijdschrift Clinical Oral Investigatons.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Daniel Edelhoff tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Behandel een uitgeslagen tand als hartattack

Martin Tope: ‘’Behandel een uitgeslagen tand als een hartattack’’

In vergelijking met een hartattack, hebben mensen helaas nog te weinig kennis over wat te doen bij een uitgeslagen tand. Als juist gehandeld wordt, zijn de kansen voor de uitgeslagen tand aanzienlijk gunstiger. Onmiddellijke replantatie is bij de uitgeslagen tand de aangewezen therapie voor blijvende gebitselementen.

Consequenties
Consequenties na avulsie:

  • Beschadiging parodontaal ligament (PDL). Het PDL is het bindweefsel dat de parodontale ruimte overbrugt, ze overspant de periradiculaire ruimte van alveolair bot naar wortelcement.
  • Infectie pulpa, 100% pulpanecrose

Het wortelcement dient als een belangrijke beschermlaag voor de tand. Als deze ‘protective layer’ volledig weg is, kan de pulpa ‘communiceren’ met het PDL.

Schade aan het wortelcement
Bij schade aan het wortelcement is er een grote kans op:

  • Intrusion (hoogste waarschijnlijkheid)
  • Avulsion
  • Laterale luxatie
  • Extrusie luxatie
  • Subluxatie
  • Concussie (Laagste waarschijnlijkheid)

Hoe kunt u de kans op resorptie verkleinen?
Complicaties liggen op de loer na het terugplaatsen van een uitgeslagen tand: ontstekings- en vervangingsresorptie. Door het element snel te replanteren en te kiezen voor een juist bewaarmedium kan de prognose van de tand gunstig worden beïnvloed.

Dode periodontale cellen zijn een indicatie voor een ontsteking. Indien er sprake is van een lokale beschadiging, zal het cement zichzelf moeten herstellen. Take-home message van Martin Trope: “Als er radiolucentie op de röntgenfoto te zien is, dan is het foute boel”.

Er is vaak sprake van interne resorptie of externe resoptie, maar niet van beide. Kleurt een tand roze, dan is sprake van externe resoptie. Externe resorptie wordt vaak misdiagnosticeerd als interne resorptie. Bij externe resoptie is de pulpa er niet bij betrokken. Odontoblasten zetten weer een beschermlaag af bij de pulpa, waardoor er geen sprake is van penetratie.

Het repositioneren van een uitgeslagen tand kan ook zorgen voor vervangingsresoptie: ankylose. Het wortelcement wordt dan vervangen voor bot. Een gevolg kan dan zijn de tand achterblijft in de groei.

Management avulsie
Aan oppervlakte beschadiging kun je niks veranderen, je moet het limiteren. Dat houdt in dat u zo snel mogelijk moet replanteren. Het best is om dit binnen de eerste 5 minuten te doen. In de eerste 5 minuten verlies je bijna geen cellen. Een gevolg van later replanteren is dat het PDL dood gaat.

Na 30 minuten is 40% van de cellen verloren. Gelukkig hebben vitale cellen de capaciteit om dode beschadigde cellen van het PDL te herstellen en te compenseren. Na 120 uur is het PDL volledig dood.

To do
Houd de tand vast bij de kroon; onder de kraan (niet langer dan 10 seconden) om vuil eraf te halen.  Eventueel kan ook melk gebruikt worden. Het wordt afgeraden om hiervoor instrumenten te gebruiken of het worteloppervlak aan te raken.

Een geschikt medium om een uitgeslagen element in te bewaren:

  • Zout water
  • Melk (meest gebruikt en beschikbaar)
  • In de mond: beste voor het PDL

Het is beter om geen water, alcohol of huisgemaakte zoutoplossing te gebruiken.

De patiënt moet dan zo spoedig mogelijk  naar de tandartsenpraktijk. Minimaliseer de tijd van de tand buiten de mond.

Plaats vervolgens een semi-rigide spalk voor twee weken. Belangrijk is dat deze schoon te houden is. Indien de spalk enkele weken langer geplaatst wordt, is dat geen probleem. Dit wordt soms zelfs aanbevolen omdat er ook sprake kan zijn van een (gemiste) alveole fractuur.

Verder moet de patiënt twee weken zacht voedsel eten om de uitgeslagen tand te ontzien. Daarnaast is het advies om te spoelen met chloorhexidine gedurende 2 weken. Indien het element gecontamineerd is geweest, is een tetanusinjectie geïndiceerd. Geadviseerd wordt hierbij de huisarts in te schakelen. Het voorschrijven van antibioctica profylaxe is zelden noodzakelijk.

Element langer dan 60 minuten buiten mond
Indien een element langer dan 60 minuten buiten de mond is geweest, is er een zeer kleine kans op slagen. Het advies van Martin Trope is dan om met fosforzuur het PDL weg te etsen. Extra-oraal kan dan ook al de endodontische behandeling worden uitgevoerd. Emdogain kan dan gebruikt worden om het element terug te plaatsen en daarna te spalken.

Als het element lange tijd buiten de mond is geweest en daardoor slechte prognose heeft door het necrotische PDL, kan ook worden besloten om het element niet te replanteren.

Follow-up

  • Endontische behandeling 7-10 dagen na replanteren van de uitgeslagen tand.
  • Verwijderen van de splint na 2 weken en het maken van een röntgenfoto.
  • Klinische en röntgenologische controle na 4 weken, 3, 6 en 12 maanden. Daarna jaarlijks.

 

Dr. Martin Trope is geboren in Johannesburg. Hij studeerde daar af in 1976. Na enkele jaren algemene praktijkvoering verhuisde hij in 1980 naar Philadelphia, USA om zich in de endodontologie te specialiseren aan de Universiteit van Philadelphia. Naast zijn eigen praktijk voor endodontologie en trauma is hij als universitair docent verbonden aan de School of Dental Medicine bij Penn University. Hij heeft zeer veel universitair onderwijs gegeven, 180 publicaties op zijn naam staan en wordt wereldwijd gezien als een van de meest vooraanstaande specialisten op het gebied van traumata.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Martin Trope tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
restauratiematerialen mondzorg

Nieuwe restauratiematerialen: minimaal invasief en levenslange coaching

In de tandartspraktijk komen steeds nieuwe restauratiematerialen en technieken beschikbaar. Dit geeft de tandarts veel mogelijkheden, maar maakt keuzes ook moeilijker. Lees het verslag over minimaal invasieve composiet restauraties als onderdeel van een levenslang tandheelkundig coaching concept.

Verslag van de lezing van prof. dr. Ivo Kreici tijdens het NVGPT-jaarcongres.

Micro-invasieve esthetische tandheelkunde draait om VOORKOMEN
Als je de tandheelkunde wilt veranderen, moet je beginnen bij kinderen. De mondhygiënist speelt hierin een heel belangrijke rol volgens prof. dr. Ivo Krejci. Hoofdredenen van tandverlies zijn cariës en parodontitis. Waarom zouden we om cariës en parodontitis geven? Het is niet dodelijk. Ook al ga je er niet van dood, het zorgt wel voor verlies van levenskwaliteit. Soms wordt gedacht dat er altijd nog een implantaat geplaatst kan worden. Hierbij dient gerealiseerd te worden dat implantaten tandheelkundige problemen niet oplossen. Implantaten zijn de consequentie van falende preventie, falende conserverende tandheelkunde en falende endodontologische behandelingen.

Primaire preventie vs. secundaire preventie
Preventie is een medische of een publieke gezondheidsprocedure die erop gericht is een ziekte of medische probleem te voorkomen, in plaats van behandelen of genezen. Bij profylactische maatregelen wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • primaire preventie: het voorkomen van een ontwikkeling van een ziekte
  • secundaire preventie: er is al sprake van ziekte, waarbij de patiënt beschermt moet worden voor verslechtering van het proces

Een vulling maken: symptomen behandelen
Cariës en parodontitis zijn chronische ziekten. Eenmaal geïnfecteerd, altijd geïnfecteerd. Cariëslaesies zijn de symptomen van deze ziekte en moeten daarom op een minimaal invasieve manier behandeld worden, passend bij de filosofie van secundaire preventie met een levenslang coaching project.

Globaal genomen zijn tanden ontwikkeld voor een periode van 30 jaar. Dat was vroeger de levensverwachting van de mens. Tegenwoordig moeten tanden veel langer meegaan. Het is de uitdaging om te strijden tegen demineralisatie van tanden door zuren.

Cariës: bacterie gerelateerde zuren
Erosie: niet-bacterie gerelateerde zuren.

Het gaat niet over esthetiek, maar om een gezond gebit. De patiënt moet er zelf voor zorgen dat hij zijn tanden zijn hele leven kan houden. Dental fitness, zoals prof. Ivo Krejci het noemt. Het ligt dus niet bij de tandarts maar bij de patiënt. Preventie, daar draait het om.

Geen volledige kronen, maar composiet
Cariës neemt niet af, maar continueert de gehele levensduur. Direct en indirect composiet materiaal voor restauraties is volgens prof. Ivo Krejci de beste keuze, omdat het adapteert aan de tand. Het is micro-invasief, heeft een goede kwaliteit en adhesieve eigenschappen. Verder is het gemakkelijk te repareren en modificeren, door het oppervlak voor te behandelen met zandstralen. Voor indirect composiet materiaal kan gekozen worden voor een CAD/CAM blok.

Een volledige kroonomslijping voor herstel van functie en esthetiek was jaren dé behandeling van eerste keus. De hoeveelheid tandmateriaal die hierbij verwijderd moest worden voor de dikte van het indirecte restauratiemateriaal, past niet bij de conserverende manier van denken om te streven naar zoveel mogelijk glazuurbehoud. Bij volledige omslijpingen wordt te veel gezond tandweefsel verwijderd, wat ongunstige effecten heeft op de pulpa en het parodontium. Als je een restauratie plaatst moet je al denken: Wat is de volgende stap? Volgens prof. Ivo Krejci wordt met een volledige kroonpreparatie de tand vernietigd. Niet alles in de tandheelkunde draait om evidence based dentistry, maar om ‘don’t do any harm’ met conserverende tandheelkunde. Elke restauratie is tijdelijk, het is een vervanging. Er is nog geen nieuw materiaal ontwikkeld waarvan de structuren en fysiologische functies zoveel mogelijk overeenkomen met de originele, biologische situatie.

KISS: Keep IT Simple Smart
Moderne tandheelkunde moet kosteneffectief zijn. Het KISS-principe – Keep It Simple Smart – is de manier om complexe, tijdrovende en dure oplossingen te voorkomen. Een techniek die daarbij past is micro-abrasie. Deze minimaal-invasieve techniek is een chemisch/mechanische behandeling waarbij oppervlakkige defecten verwijderd kunnen worden. Kleine beginnende cariëslaesies, ook tussen tanden en kiezen (klasse II), zouden op deze manier behandeld kunnen worden, bijvoorbeeld met ICON (Fabrikant DMG).

Ook een tunnelpreparatie bij standaard klasse-II cariëslaesies tussen tanden past bij de conservatieve filosofie. Hierbij wordt de randlijst intact gehouden en verwijder je alleen cariës met bijvoorbeeld een longneck-boor. Zo ontstaat een extreem kleine caviteitspreparatie. Fluorescerende lichttechnieken kan worden gebruikt om cariës zichtbare te maken. Het is een zeer betrouwbare techniek, eventueel kan een filter op de microscoop geïnstalleerd worden.

Verder moeten tandartsen zich afvragen of ze nog stiften in endodontische behandelde gebitselementen willen plaatsen nu gewerkt wordt met adhesieve technieken. Er bestaat een grotere kans op een wortelfractuur door het toepassen van stiften.

Prof. dr. Ivo Krejci graduated in 1983 from the University of Basel, Switzerland, and received his Dr.med.dent. degree in 1986 and his Privatdozent (Switzerland) in 1993 from the University of Zurich, Switzerland. He is fellow of the Academy of Dental Materials and has a postgraduate specialisation diploma of the Swiss Society of Preventive and Restorative Dentistry. He is president of the Swiss Society of Preventive and Restorative Dentistry, past president of the Academy of Operative Dentistry European Section, past member of the editorial board of the Journal of Dental Research and member of several associations. Prof. Krejci has published over 250 articles and book chapters on restorative concepts, esthetics, posterior composites, tooth colored adhesive inlays, onlays and adhesive slot bridges, light curing, adhesion, glass ionomers, base materials, finishing techniques, compomers and lasers and he is author of three textbooks. Prof. Krejci has supervised more than 50 doctoral theses and has lectured on numerous international scientific meetings and continuing education courses. He is currently Ordinary Professor and Chairman of the Division of Cariology and Endodontology and President of the School of Dental Medicine at the University of Geneva, Switzerland.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Ivo Kreici tijdens het NVGPT-jaarcongres

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Slijtage

Slijtage! En nu?

Wat zijn de consequenties van erosieve slijtage? Welke stappen zijn er bij de behandelplanning? Lees het verslag van de lezing van tandarts Erik-Jan Muts.

Consequenties slijtage

– Verlies van vorm
Gevolg lengte/breedte verlies. Bij slijtage neemt de lengte/breedte-ratio af. In de praktijk kan het handig zijn de tabel van Magne et al. 2003 te gebruiken. Mannen hebben over het algemeen forsere tanden dan vrouwen. Meten=weten, gebruik bijvoorbeeld een schuifmaat om de lengte van elementen te bepalen zodat je kunt achterhalen wat er precies is gebeurd.

Breedte Lengte  Lengte/breedte ratio
Centrale, met slijtage 9.10 11.69 0.78
Centrale, zonder slijtage 9.24 10.67 0.87
Laterale, met slijtage 7.07 9.75 0.73
Laterale, zonder slijtage 7.38 9.34 0.79

– Verlies van positie
Als gevolg van slijtage verandert niet alleen de vorm van het element ook de positie verandert vaak. Meestal als gevolg van dentoalveolaire compensatie. Hierbij wordt ook gekeken naar het verloop van de gingiva. Beschreven door Camara in 2010 (Aesthetics in Orthodontics).

Evaluatie
Screeningsmodule: het gebitsslijtage beoordelingssysteem (GBS) – ontwikkeld door Wetselaar – wordt onder andere gebruikt op het ACTA. Via het systeem kunt u snel in kaart brengen wat er aan de hand is. Elk sextant krijgt een score.

Lees ook de 9 elementen van het gebitsslijtage beoordelingssysteem: Dentalinfo

Treatment need
Indicaties stroomschema van GBS om te besluiten tot behandeling. Beschermmal is ook behandelen.

Behandelplanning

4 stappen voor de behandelplanning:

– Wax-up
Vervaardig modellen, maak een facebow registratie en leg de beet vast in Centrale Relatie (CR). Centrale Relatie (CR) of Maximale occlusie (MO)? Behandelplanning altijd CR want u kunt altijd nog naar MO. Zo kan men bijvoorbeeld bij een klasse-II occlusie ervoor kiezen om wel in MO te gaan opwassen, anders ontstaat er nog een grotere overbeet.

Om een voorstelling te krijgen maakt u een wax up om te bekijken waar u naar toe gaat maar ook om aan te geven wat de patiënt kan verwachten. Aan de hand van een wax-up kunt u duidelijk zeggen waar de behandeling naartoe gaat en wat de kosten zijn.

– Mock-up
Gebruik de maltechniek met tijdelijk vulmateriaal. Hiermee evalueert u de esthetiek en functie.

-Test-drive
Zet de mock-up over in composiet voor evaluatie van de functie. Bekijk of er slijtage van de composiet is.

– Final
Zet de composiet over in litiumdisilicaat (e-max) of hybride composieten.

Research
Uit onderzoek is het advies om bij Vertical Dimension of Occlusion (VDO):
VDO < 5mm = direct behandelen
VDO > 5mm = eerst vaste splint om beethoogte uit te testen

Bescherming met behulp van een splint

Referentie

1. Incisiefpunt
Zichtbaarheid centrale incisieven bovenkaak in rust. Pas op voor een hypermobiele lip: als er meer dan 10 mm verschil is van ontspannen naar lachen. Ook de lachlijn en incisaallijn worden hier meegenomen.

2. Lachlijn
De lachlijn gaat lager liggen bij het ouder worden. Vrouwen hebben vaak een hogere lach lijn. De lijn geeft informatie over de eventuele noodzaak van een tandvleescorrectie.

3. Asrichting
Inclinatie, nasolabiale hoek, as-richting.

4. Horizontaal vlak van occlusie
Bipupillaire lijn, bicondylairelijn, mondhoeklijn, vlak van camper.

Richtlijnen voor behandeling
1. Front- hoektandgeleiding
2. Asrichting bovenkaak 70-80 graden
3. SOB ±4mm
4. VOB ±3mm
5. Bekijk eerst of er alleen een vorm verandering of ook een positie verandering is, bepaal dan of je dit restauratief op kunt lossen of dat je orthodontie moet toepassen. Bespreek dit vervolgens met de patiënt.

Vergoeding
De kosten van een slijtagebehandeling bedragen €250 per tand. U kunt dus beter eerder behandelen en niet wachten zodat er steeds meer elementen behandeld dienen te worden.. Bij slijtage aan 8 of meer tanden kan een vergoeding aangevraagd worden vanuit de basisverzekering, maar behandeling is dan vaak complex.

Erik-Jan Muts voltooide in 2013 zijn studie tandheelkunde aan de RuG en is sindsdien werkzaam bij MP3 Tandartsen te Apeldoorn en Beekmans Tandartsen te Laren. In zijn laatste master jaar volgde Erik-Jan Muts een stage voor Restauratieve Tandheelkunde bij PRO Rotterdam en onlangs heeft in november 2013 de 3M Espertise Talent Awards 2013 gewonnen met een klinische presentatie ‘Digitaal Rehabilitatie Concept’. Onlangs heeft hij de opleiding Restauratieve Tandheelkunde bij Sjoerd Smeekens afgerond en in 2015 start hij met promotie onderzoek onder begeleiding van prof. dr. M.S. Cune naar de digitale behandel mogelijkheden van slijtage.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van de heer E. Muts, MSc, Schepke tijdens de klinische avond Slijtage en restauratief herstel van het Wenckebach Instituut. UMCG

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Bot (niet) weg: waardoor verdwijnt bot?

Bot (niet) weg: waardoor verdwijnt bot?

In de dagelijkse praktijk zien we veel patiënten met botverlies in de kaak. Dit treedt op bij ontstekingen, kaakcystes en tumorinvasie in bot. Ook kennen we situaties waarbij bot niet meer resorbeert. Wat zijn de mechanismen van het verdwijnen van bot en hoe kunnen medicijnen dit beïnvloeden?

In de dagelijkse praktijk van tandarts en kaakchirurg zien we veel patiënten met botverlies in de kaak. Zo treedt dit op bij ontstekingen, kaakcystes en tumorinvasie in bot. Daarnaast kennen we situaties waarbij bot niet meer resorbeert. Wat zijn de mechanismen van het verdwijnen van bot en hoe kunnen medicijnen dit beïnvloeden? Verslag van de lezing van oncoloog dr. Max Witjes. Met enkele klinische beelden.

De mechanismen van botremodelering
Resorptie van het bot gebeurd alleen door osteoclasten. Tot op heden is alleen van deze cellen bekend dat ze dit kunnen. De werkwijze van deze cellen is dat ze aan het bot hechten, een seal-zone onder de cel maken en in deze zone, HCl en proteasen uitscheiden die het bot (het HCl het hydroxyapatiet en de proteasen het collageen) vervolgens oplossen.
Een defect wordt weer gerepareerd door osteoblasten. Osteoblasten bouwen het botweefsel op door eerst osteoid af te scheiden waarna het osteoid calcificeert. Door calcificatie (vorming van hydroxyapatiet) verhardt het osteoid. Soms kunnen gebieden waar dergelijke botombouw heeft plaatsgevonden zichtbaar zijn op een röntgen foto. Vaak is er dan een dichtere botstructuur die als een opaciteit zichtbaar is. In feite is dit een litteken in het bot. Dit heet ook wel een endostosis of osteopetrotisch litteken. Voorbeelden hiervan op röntgenfoto’s worden getoond.

Wat zet aan tot remodelering?
De aansturing van botremoddeling gebeurd door de osteoblast. Dit is de centrale cel in afbraak en aanmaak van bot. Signaalmoleculen geproduceerd door de osteoblast (RANK ligand, ofwel RANK-L) zetten monocyten in het bloed aan om te fuseren tot een meerkernige osteoclast met RANK receptoren. RANK-L is een eiwit dat wordt afgegeven door osteoblasten en is belangrijk bij de vorming en regulatie van osteoclast activiteit. Osteoprotegerin (OPG) is een ander eiwit dat wordt afgegeven door de osteoblasten en de binding tussen RANK-L en de RANK receptor blokkeert, doordat OPG bindt aan RANK-L. Indien er veel RANK-L aanwezig is, is er sprake van meer osteoclast activiteit – en dus meer botresorptie – dan als er minder RANK-L aanwezig is.

Bot weg
Iedere pathologische conditie in het kaak kent een ander mechanisme van verstoren van de normale botremoddeling. Bijvoorbeeld bij infectie kunnen bacteriën stimuleren de productie van RANK-L. Vanuit de reumatologie is bekend dat B- en T-cellen vermoedelijk de osteoblast en osteoclast kunnen stimuleren tot resorptie.
Bij cysten wordt de druk die de cyste op het bot uitoefent geregistreerd door osteocyten in het bot – door de groei van de cyste – en stimuleren hierbij de RANK-L productie. Ter verduidelijking kun je het effect laten zien als de cystewand geopend wordt en gezorgd wordt dat de wand open blijft d.m.v. een pelotte. Als je de druk wegneemt hiermee stopt de botresorptie en vindt er weer botformatie plaats en kan de cyste kleiner worden (marsipualisatie van de cyste).
Tumoren kunnen parathormoon-achtige signaalmoleculen uitscheiden die vervolgens de osteoblast stimuleren om osteoclasten te vormen. Hiermee kan de tumor verder het bot in groeien.

Bot niet weg
Veel kennis over bot resorptie is opgedaan bij genetische afwijkingen en bijwerkingen van medicijnen.
Zo zijn er enkele genetische afwijkingen die leiden tot zeer dicht bot of een overmaat aan bot.

  • Genetische afwijkingen die leiden tot metabole stoornissen in de osteoclast.
  • Osteopetrose: er is geen HCl productie in de osteoclast. Hierdoor is er een slechte resorptie van bot. Hierdoor ontstaan abnormaal grote botten waarbinnen er weinig ruimte is voor merg. Als de osteopetrose ernstig is dan blijft er zo weinig merg over dat vaak kinderen op jonge leeftijd al overlijden aan de gevolgen van anemie of infecties.
  • Pycnodysostosis: De osteoclast produceert geen cathepsine K (breekt collageen af)
    Hierdoor ontstaat dicht bot, wat erg gevoelig is voor osteomyelitis. Er is minder merg maar dit leidt bij deze ziekte niet tot ernstige anemie. Wel zijn de patiënten vaak klein van lengte. De botten zijn vaak erg bros en breken makkelijk. Bij de casus die werd getoond bleek dat er ook geen paranasale sinussen waren aangelegd.
  • Ziekte Van Buchem, een afwijking die vooral aanwezig is in populaties waar veel incest/inteelt is.
    Er is een afwijking in het eiwit sclerostine, wat normaliter een stop signaal geeft aan de osteoblasten bij de aanmaak van osteoid. De vorming van osteoid gaat door en dit leidt tot vormafwijkingen van het skelet waarbij gigantiforme kaken ontstaan. Erg dicht bot met een forse toename van de botmassa. Doordat de vorming van bot doorgaat gaan de kanalen dicht waar hersenzenuwen door lopen. Hierdoor treedt er compressie van de hersenzenuwen (kan leiden tot uitval van de nervus facialis en de nervus acusticus)

Metabole stoornissen kunnen leiden tot een tekort aan bot resorptie. Door medicatie gebruik zoals bisfosfonaten, die worden voorgeschreven om bot afbraak tegen te gaan bij osteoporose, of het voorkomen van pathologische fracturen zoals bij /ziekte van Kahler.
Bisfosfonaten binden zich aan calcium en bij een actieve osteoclast worden de bisfosfonaten opgenomen in de cel. Hierdoor treedt apoptose van de osteoclast op. Dit vermindert/stopt de botresorptie. Als er langdurig en voornamelijk intraveneus bisfosfonaten zijn gegeven dan leidt dit tot een afname van de botresorptie, ook wanneer resorptie wel wenselijk is. Hierdoor vindt er bij een extractie geen botremodelering plaats en priemt het scherpe bot door de dunne mucosa heen. Het bot heeft daardoor geen mogelijkheid om goed te helen.

Voorbeelden botafwijkingen op een OPG
Er worden enkele voorbeelden gegeven van botafwijkingen waarbij ongeremde botafbraak is waarvan de oorzaak niet goed bekend is (Gorham’s disease of Vanishing bone disease) Verder worden er voorbeelden getoond van osteopetrotische littekens en cementomen en fibro osseuze laesies.

Max Witjes is kaakchirurg-oncoloog bij het UMCG.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Wenckebach Instituut

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Donkere verkleuring door amalgaam heeft geen invloed op de hechting van composiet

Hechting van composiet aan dentine wordt niet negatief beïnvloed door de donkere verkleuring door metalen uit amalgaam. Dit blijkt zowel uit laboratoriumproeven als onderzoek in de mond van patiënten: het promotieonderzoek van Hans Scholtanus.
De combinatie van tin en zink, die voorkomt in amalgaam, repareert of stabiliseert mogelijk het door cariës veranderde tandweefsel. Hans Scholtanus van het ACTA verdedigt zijn proefschrift op 14 april 2016 aan de Universiteit van Amsterdam.

Amalgaam steeds minder gebruikt
Wereldwijd wordt amalgaam steeds minder vaak gebruikt. In Nederland worden tandartsen in opleiding er zelfs niet meer in opgeleid. In plaats daarvan wordt gebruik gemaakt van composiet. Als een oude amalgaamvulling moet worden vervangen, gebeurt dat dus meestal met composiet.
Gaaf tandweefsel
Scholtanus voerde voor zijn onderzoek verschillende hechtproeven uit. Daaruit bleek dat ontkalkt tandweefsel zich minder goed hecht aan composiet dan aan gaaf tandweefsel. Het tandweefsel neemt door de ontkalking eerder metalen in zich op, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij het ontstaan van gaatjes (cariës). Maar tandweefsel dat door metalen uit amalgaam is verkleurd, laat geen verschil zien in hechtsterkte in vergelijking met gaaf tandweefsel. Hij onderzocht verschillende patiënten met grote composietvullingen, die waren geplaatst nadat oud amalgaam was verwijderd. De vullingen bleken goed te functioneren en er traden geen problemen op die te wijten zijn aan onvoldoende hechting.

Bron: ACTA

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Restaureren, Thema A-Z
Laterale bovenincisief

Restauratieve overwegingen bij de agenetische laterale bovenincisief

Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Lees meer over de behandelmogelijkheden.

Incidentie
De prevalentie van een agenetische laterale bovenincisief ligt tussen de 1,5-2,0%. Dit zijn ongeveer vijftig patiënten per praktijk. Alleen de tweede onderpremolaar is vaker agenetisch.

Behandeling
Bij het ontbreken van de lateriale bovenincisief bij 0-18 jarigen zijn verschillende behandelopties mogelijk. De behandelkeuze is onder andere afhankelijk van de kaakrelatie en occlusie. Belangrijk is dat de behandelopties al op jonge leeftijd met de patiënt besproken worden. Het diasteem kan gesloten, geopend of verplaatst worden.

1 Diasteem sluiten
Een diasteem ter plaatse van de laterale bovenincisief kan gesloten worden door het uitvoeren van een orthodontische behandeling, het vervaardigen van een etsbrug of conventionele brug, het plaatsen van implantaten of door het uitvoeren van segment osteotomie. De behandelkeuze ‘orthodontisch sluiten’ heeft de voorkeur maar is afhankelijk van de volgende factoren:

  • Kaakrelatie/occlusie
    Er zijn twee situaties die gunstig zijn om het diasteem te sluiten. Dit is een klasse I relatie met crowding in het onderfront en een klasse II relatie zonder crowding in het onderfront.
  • Profiel
    Een convex profiel is gunstig wanneer er gekozen wordt om het diasteem te sluiten. Het is van belang om te kijken naar de nasolabiale hoek. Wanneer deze hoek groot is dan zal deze hoek toenemen bij het sluiten van het diasteem. Wanneer een incisief 1 millimeter naar dorsaal wordt verplaatst dan zal de lip zich ook 0,75 millimeter naar dorsaal verplaatsen.
  • Kleur en vorm van cuspidaten
    De cuspidaten moeten globaal dezelfde kleur hebben om het esthetisch fraai te houden. Eventueel kan er gebleekt worden. Bij voorkeur gaat het om een smalle cuspidaat omdat de glazuurcementgrens beter past bij de morfologie van een laterale incisief. Om van een incisief een cuspidaat te maken is redelijk wat tandweefselpreparatie nodig. Uit een onderzoek blijkt dat deze weefselafname weinig gevolgen heeft voor het element. Van 37 getransformeerde elementen verkleurde er slechts één. Alle elementen bleven vitaal.
  • Lachlijn
    Tijdens het lachen is de gingiva vaak zichtbaar. De gingivalijn is belangrijk voor de esthetiek. Door de centrale incisieven te intruderen en de cuspidaten te extruderen ontstaat er een mooie gingivalijn. Een andere optie is het chirurgisch corrigeren van de gingiva.

2. Diasteem openen
In sommige gevallen is het sluiten van het diasteem niet mogelijk, bijvoorbeeld bij een klasse III relatie. In dit geval moet er gekozen worden om de diastemen te openen. Het gaat altijd om een lang behandeltraject. Het is verstandig om de patiënt hier zo vroeg mogelijk van op de hoogte te stellen. Openen van een diasteem gaat in de volgende stappen.

  1. Orthodontie
    De kaken worden opgelijnd. Het is belangrijk om gebruik te maken van een orthodontische set-up.
  2. Osteotomie
    De klasse III relatie wordt gecorrigeerd naar een klasse I relatie.
  3. Implantologie
    Ter plaatse van de diastemen worden implantaten geplaatst.

Hoe breed moet dat diasteem worden?
Er zijn verschillende manieren om de breedte van het diasteem te bepalen. De gouden-standaard-verhouding tussen de centrale incisief en de laterale incisief is 1:0,618. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een Bolton analyse. Het makkelijkst is het maken van een waxup. De breedte van het diasteem is ook afhankelijk van de definitieve voorziening die vervaardigd zal worden: een brug of een implantaat.

Definitieve voorziening: een element-gedragen restauratie of een implantaat-gedragen restauratie?
Er zijn veel opties voor het opvullen van het diasteem. Opties zijn het vervaardigen van een etsbrug, glasvezelversterkte brug, conventionele brug, cantileverbrug of het plaatsen van een implantaat. Bij de keuze van deze definitieve voorziening moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. Occlusie en frontrelatie
    Vooral bij het vervaardigen van bruggen is het belangrijk dat de beet gelicht wordt en er goede frontale afsteuning is. Er mag geen sprake zijn van een diepe beet.
  2. Specifieke ruimte
    De ruimte die nodig is voor een implantaat is anders dan voor een adhesiefbrug. Wanneer er een conventionele brug vervaardigd wordt dan moeten de buurelement zo parallel mogelijk aan elkaar gepositioneerd worden.
  3. Restauratieve status buurelement
    Wanneer de buurelementen gaaf zijn dan kan er beter niet gekozen worden om een conventionele brug te vervaardigen. Een betere optie is dan een etsbrug of implantaat.

Implantologie
De meest gekozen optie is het plaatsen van een implantaat. Het voordeel is dat het buurelement niet aangetast wordt en daarnaast is er sprake van een hoog succespercentage. Een implantaat heeft echter ook nadelen en risico’s. Het plaatsen van een implantaat is een invasieve ingreep omdat er bijna altijd te weinig bot aanwezig is. Dit heeft zowel invloed op de behandeling als op het eindresultaat. De esthetische uitkomst is variabel.

Ook stopt niet in alle gevallen de groei rond het 18e levensjaar, vooral jongens groeien langer door. Door het te vroeg plaatsen van een implantaat kan er op latere leeftijd een diasteem ontstaan tussen de centrale incisief en het implantaat. Dit is het gevolg van transversale groei en mesiale drift.

Bij het te vroeg plaatsen van een implantaat kan ook de buccale gingiva gaan doorschemeren. Dit is een gevolg van saggitale groei. Bij mannen stopt dit pas na 20-22 jarige leeftijd. Verticale groei kan zorgen voor een toename in afstand tussen de incisaallijn van de centrale incisief en het implantaat.
Een implantaat moet dus niet te vroeg geplaatst worden, zeker niet bij mannen. Een andere contra-indicatie is de afwezigheid van incisale afsteuning en een afwijkend groeitype (longfaces).

3. Diasteem verplaatsen

Het voordeel van het verplaatsen van een diasteem is dat het esthetische risico kleiner is. Er wordt bijvoorbeeld een implantaat geplaatst ter plaatse van een premolaar in plaats van de laterale incisief.

Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat orthodontisch sluiten tot meer tevredenheid leidt dan het vervaardigen van een prothetische voorziening. Ook komen er parodontaal meer problemen voor bij een prothetische voorziening. Orthodontisch sluiten is de meest voorspelbare behandeloptie. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de nasolabiale hoek en met de risico-groepen. Interdisciplinair overleg is belangrijk bij het behandelen van patiënten met een agenetische laterale bovenincisief.

Dr. Marijn Créton is tandarts-maxillofaciaal prothetist en sinds 2000 verbonden aan het UMC Utrecht.
Tussentijds was zij werkzaam als docente aan de Internationale Universiteit van Barcelona te Spanje (2003-2004). Haar klinische werkzaamheden in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde Utrecht bestrijken het volledige werkgebied van de bijzondere tandheelkunde, waarbij de aangeboren afwijkingen zoals schisis en oligodontie en oncologie haar bijzondere interesse hebben. Daarnaast startte zij in 2006 een parttime verwijspraktijk. In juli 2012 promoveerde zij op een proefschrift: ‘Severe hypodontia: dental, dentofacial, osseous and genetic aspects.’ Sinds 2008 is ze bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Gnathologie en Prothetische tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres De tand in al z’n facetten, georganiseerd door NVT – NVvE – NVVRT – NVvK – VvO – NVMKA – RTV – NVM

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Orthodontie, Restaureren, Thema A-Z
Hechten aan composiet en porselein

Hechten aan composiet en porselein

Preventie is het allerbelangrijkst om een restauraties mooi te houden en om gaatjes te voorkomen. Mensen worden steeds ouder. Omdat er ook steeds meer dentate ouderen zijn, is een goede hechttechniek essentieel. Met een adhesieve hechttechniek kan er minder invasief gewerkt worden, is er sprake van minder post-operatieve pijn en dit levert meer comfort op voor patiënt.

Hechting aan dentine
De hechting aan dentine is nog niet optimaal en is, in vergelijking met de hechting aan glazuur, niet zo betrouwbaar. Het risico van hechten aan dentine is dat er kans bestaat dat er debondings optreden.

Immediate Dentin Sealing (IDS) staat voor het aanbrengen van een adhesief gelijk na de preparatie voor de indirecte restauratie. Dus nog voor de afdruk wordt gemaakt. Het voordeel hiervan is dat het postoperatieve pijn vermindert, het een grote versterking van hechting aan dentine oplevert en dat het oppervlakte van de preparatie heel glad wordt.

De volgende volgorde kan aangehouden worden:

  • Aanbrengen van een ‘zelf-etsende’ primer.
  • Het aanbrengen van bonding en dit polymeriseren.
  • Eventuele ondersnijdingen mogen opgevuld worden met composiet.
  • Het aanbrengen van flowable composiet en dit polymeriseren.
  • Vervolgens wordt er een airblocking agent aangebracht met behulp van glycerinegel. Dit moet opnieuw worden gepolymeriseerd en vervolgens worden weggespoeld.
  • Op de glazuurranden mag geen IDS laag aanwezig zijn.

IDS geeft een enorme versterking van hechtkracht aan dentine. Uit onderzoek blijkt dat bij een oppervlakte dat volledig uit dentine bestaat, er een significante verbetering van hechtsterkte optreedt wanneer er IDS wordt toegepast. Er zijn echter ook een paar kanttekeningen bij het toepassen van deze techniek. Zo kan beter gekozen worden voor een afdruk met siliconen in plaats van met impregum. Ook hecht het materiaal van de tijdelijke voorziening aan de IDS-laag. Het advies is dus om glycerinegel aan te brengen voordat de tijdelijke restauratie vervaardigd wordt.

Hechten aan IDS of aan een bestaande composiet restauraties
Om een goede hechting met IDS of een bestaande restauratie te bereiken, moeten de volgende stappen gevolgd worden:

  • Silicatiseren van de IDS-laag/bestaande restauratie met silica-coating/zandstraler. Dit apparaat kan op airrotor-koppeling aangesloten worden.
  • Etsen van glazuur en spoelen.
  • Silaniseren met silane. Dit werkt als een bi-functioneel monomeer omdat het zowel aan het silica-oppervlakte hecht als aan het adhesief.
  • Adhesief aanbrengen

Onderzoek toont positieve resultaten over de bovengenoemde methode. Het advies is daarom om de bestaande restauratie of IDS-laag te voorzien van een coating silica en silane-laag.

Hechten aan keramiek
Er bestaan verschillende keramieken. Veldspaatporselein en lithiumdiscilicaat zijn zwakke porseleinen en behoren tot de glaskeramieken. Zirconia en aluminiumporselein zijn sterker en behoren tot de oxide keramieken. Omdat glaskeramiek niet zo sterk is, moet het zijn sterkte hebben van zijn hechting. Oxide keramieken zijn minder afhankelijk van adhesieve technieken.

1. Het creëren van een goede hechting voor indirecte restauraties van glaskeramiek
De volgende stappen moeten gevolgd worden om een maximale hechtkracht te krijgen:

  • Etsen van de indirecte restauratie met hydrofluoridezuur.
    Voor lithiumdiscilicaat hoeft het zuur maar 20 seconden in te werken en voor de overige porseleinen is de inwerkingstijd 60 seconden. Dit zuur moet vervolgens in een neutraliserend badje afgespoeld worden in verband met de toxiciteit van het materiaal voor de natuur.
  • De indirecte restauratie kan eventueel geplaatst worden in een trilbad met gedemineraliseerd water.
  • Vervolgens voor de restauratie gesilaniseerd met silane, eventueel kan de silane verwarmd worden.

N.B. Wanneer er gewerkt wordt met E-max dan is het verstandig erop te letten dat er geen glaze (oppervlakte laag) op de randen zit, dit gaat namelijk de hechting tegen.

2. Het creëren van een goede hechting voor indirecte restauraties van oxide keramieken
Voor zirconia (Yttria stabilized zircona) bestaat nog steeds geen goed hechtsysteem.

Conclusies

  • Er moet een verandering plaatsvinden: waar nu de nadruk meer op ‘prepareren’ ligt, moet meer de nadruk op ‘plakken’ gelegd worden.
  • De essentie voor sterkte is de hechting.
  • Het toepassen van Immediate Dentin Sealing (IDS) kan zeker verbetering opleveren in de algemene praktijk. Er treedt minder post-operatieve gevoeligheid op en het verbeterd de hechting.
  • De composiet of IDS-laag moet voor een betere hechting gesilicatiseerd en gesilaniseerd worden.
  • Om porselein goed te laten hechten moet HF-zuur gebruikt worden.

Dr. Marco Gresnigt is in 2005 cum laude afgestudeerd aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 2012 is hij gepromoveerd op de adhesieve bevestiging van facings. Hij is werkzaam in een algemene praktijk in Groningen. Op de universiteit van Groningen verricht Marco onderzoek op het gebied van de restauratieve/adhesieve tandheelkunde en doceert hij op de studenten kliniek. Naast de publicaties in internationale tijdschriften publiceert Marco ook regelmatig in Nederlandse tijdschriften. Hij geeft zowel nationaal als internationaal lezingen op het gebied van esthetische en adhesieve tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, oonderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Frontrestauraties van bureau Kalker

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Restaureren, Thema A-Z